Koegras-Anna Paulownapolder
Koegras-Anna Paulownapolder
Context
Het ensemble Anna Paulownapolder grenst zowel aan de Noordzee als aan de Waddenzee. De landschappelijke opbouw lijkt op die van het ensemble Zijpe- en Hazepolder. Polder het Koegras, de Anna Paulownapolder, de Wieringerwaard en de Waardpolder behoren tot het aandijkingenlandschap en zijn vooral in gebruik voor bollenteelt en als akkerland. Het reliëfrijke jonge duinlandschap langs de Noordzeekust is aantrekkelijk voor toeristen uit binnen- en buitenland. De Waddenkust is minder toegankelijk en hier ligt het accent op natuurbeleving. De grootste kern Den Helder is een uitvalsbasis voor marine- en offshore activiteiten. De snelweg N9, het Noordhollandsch Kanaal en het spoor verbinden dit ensemble met Alkmaar/Amsterdam. De N99 verbindt het met Wieringen en de Afsluitdijk. Het vasteland is door middel van een veerdienst met Texel verbonden.
Polder Koegras © Theo Baart
Koegras-Anna Paulownapolder
Ontstaansgeschiedenis
De strandwallen die in Noord-Holland een groot deel van de Noordzeekustlijn vormen, ontstonden zo’n 5000 jaar geleden. Tussen Camperduin en Texel was deze strandwal weliswaar gesloten, maar wel erg smal. Erachter lag een veengebied dat al in de vroege middeleeuwen in ontginning werd genomen. Mede door die ontginningen brak de zee tussen 1000 en 1300 op drie plaatsen door de smalle strandwal en sloeg grote delen van het achterliggende veen weg. Er ontstond een waddengebied met de zeegaten het Marsdiep, het Heersdiep en de Zijpe. Daartussen lagen twee resterende stukken strandwal: de eilanden Callantsoog en Huijsduinen. In de 15e en 16e eeuw verzandden de zeegaten Zijpe en Heersdiep langzaam weer, terwijl het Marsdiep breder en dieper werd. De Zijpe werd aan het eind van de 16e eeuw voorgoed bedijkt en de twee eilanden zijn aan het begin van de 17e eeuw door middel van een stuifdijk (een smalle, kunstmatig gesloten duinenrij) en een zeedijk (Helderse Zeewering) met elkaar verbonden.
Achter de zand- en zeedijken ontstond een reeks van planmatige aandijkingen. Dit waren aangeslibde zand- en slibplaten langs de oorspronkelijke kustlijn, die vanaf de aangrenzende hogere gronden werden ingedijkt en toegevoegd aan het land. In dit ensemble zijn zo stapsgewijs de Wieringerwaard (1610), Polder Koegras (1825), de Waardpolder (1834) en de Anna Paulownapolder (1846) aangedijkt.
Uitsnede historische kaart 1850 (Topotijdreis)
Uitsnede hoogtekaart (Actueel Hoogtebestand Nederland)
De opeenvolgende aandijkingen zijn duidelijk herkenbaar in het landschap. Ze werden als eenheid ontworpen, waren geometrisch van opzet en kregen ieder hun eigen maatvoering en structuur. De Wieringerwaard werd met enige grandeur ingericht, met indrukwekkende boerderijen, molens en vaarten. Polder Koegras werd zeer efficiënt ingericht als productiepolder, maar had een karige zandgrond als gevolg van de zandafzettingen tussen de zeegaten. Pas na jaren bemesting werd de bodem van Koegras geschikt om gewassen op te verbouwen. In deze polder bleven nollen (bewoonde binnenduinen zoals de Garst) en dijken herkenbaar. De Anna Paulownapolder werd ingedeeld volgens een min of meer noord-zuidgeoriënteerde rationele verkaveling. Omdat de hoofdwegen deels op de kreekruggen werden aangelegd, ontstonden soms schuine doorsnijdingen van het orthogonale verkavelingspatroon, zoals langs de Middenweg. Op andere plekken volgden de wegen juist de orthogonale polderverkaveling. Op de kruispunten van kanalen en wegen en langs vaarten in de aandijkingen ontstonden kruisdorpen.
Den Helder was aan het eind van de 18e eeuw een belangrijke havenplaats voor de marine en particuliere reders. Om de havenplaats en het noordelijk deel van het Franse Keizerrijk te beschermen liet Napoleon Bonaparte in 1813 de Stelling van Den Helder bouwen, bestaande uit forten en een verdedigingslinie. Later moest de Stelling ook de toegang van het Noordhollandsch Kanaal beschermen. Dit kanaal werd tussen 1819 en 1824 gegraven als alternatief voor de vaarroute via de Zuiderzee (zie de structuur Vaarten en kanalen). Tegelijk werd ook de polder Koegras aangedijkt. In 1860 vond de aanleg van de spoorlijn tussen Alkmaar en Den Helder (toen Nieuwediep) plaats.
De aanleg van de Amsteldiepdijk (1924) tussen Van Ewijcksluis en Wieringen en de Balgzanddijk (1928) voor de kust van de Anna Paulownapolder behoorden, samen met de drooglegging van de Wieringermeerpolder enkele jaren later, tot de eerste grote stap ter realisatie van de Zuiderzeewerken. Het Amstelmeer dat hierdoor ontstond werd in de loop van de jaren zoeter. Het werd deels ingericht als natuurgebied en is nu populair bij watersporters. Het meer is via het Balgzandkanaal vanuit Den Helder bereikbaar.
De zanddijk tussen Callantsoog en Huijsduinen kreeg in de loop der jaren door duinvorming een meer natuurlijk aanzien, maar de kust bleef bestaan uit een smalle en uiterst steile duinenrij die scherp overgaat in het polderland. In deze reliëfrijke duinzone legde de Duitse bezetter tussen 1943 en 1945 de Atlantikwall aan. Deze bestond uit betonnen verdedigingswerken (onder andere bunkers) die niet of nauwelijks zichtbaar waren.
Lage Oude Veer © Theo Baart
Koegras-Anna Paulownapolder
Dynamiek
Het toerisme langs de Noordzeekust is de afgelopen decennia flink gegroeid. Vooral rond Julianadorp zijn meerdere verblijfsparken gebouwd. De recreatiesector staat voor de opgave de kwaliteit van een deel van de parken te verbeteren. Verder zal in de smalle zone aan de kust steeds de balans bewaard moeten worden tussen natuur, recreatie, economie en agrarische activiteiten. Langs het Oude Veer zijn recreatieve voorzieningen gesitueerd als dierenpark Landgoed Hoenderdaell. Deze zone wordt verder recreatief ontwikkeld.
Door de sterke getijdenstromen staat de kustlijn onder druk. In de toekomst zal de kust, vooral bij het Marsdiep, versterkt moeten worden. Ook langs de Balgzanddijk wordt de dijk versterkt, in combinatie met het herstel van de buitendijkse kwelders.
Polder Koegras en de Anna Paulownapolder zijn onderdeel van het concentratiegebied voor de bollenteelt. Dit bollengebied is het grootste aaneengesloten bollenareaal ter wereld, met internationaal opererende bedrijven. Net als in andere agrarisch gebieden vindt in het ensemble schaalvergroting van de landbouw plaats, evenals verbreding van de activiteiten en transformatie van een deel van de erven tot burgerwoningen.
Den Helder, gelegen aan het Marsdiep, is de grootste kern en ‘Vestingstad aan zee’. Door de strategische ligging op het continentaal plat is Den Helder uitgegroeid tot marinestad en uitvalsbasis voor de offshore-industrie. Rond de zuidoostelijke entree van de stad worden bedrijventerreinen ontwikkeld. Deels voorzien ze in vraag naar ruimte voor haven-gebonden activiteiten. De haven kan verder aan betekenis winnen door de overgang naar duurzame energie en de vraag naar windmolens op zee. In het ensemble liggen twee van de zoekgebieden in het provinciale Wind op Land-beleid. In de Waardpolder is het Ecostroomwindpark Waardpolder gesitueerd.
Met het Regionaal Ambitiedocument Kop van Noord-Holland (december 2015) schetst de regio een ruimtelijk regionaal toekomstperspectief. De regio geeft daarin aan welk type ontwikkeling ze op welke plek wenselijk vindt en legt daarbij concrete doelen vast waar de regionale partijen samen aan willen werken.
Een beperkt deel van dit ensemble is beleidsmatig beschermd en valt onder de volgende regimes: Natuurnetwerk Nederland (NNN) en aardkundige monumenten (beide vooral in de duinen en rond het Oude Veer), weidevogelleefgebied en stiltegebied. Daarnaast zijn er aardkundig waardevolle gebieden. Dit samen beperkt, zeker in de binnenduinrandzone en langs de Oude Veer, de mogelijkheden voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De Stelling van Den Helder is beschermd op grond van de erfgoedwet.
Koegras-Anna Paulownapolder
Ambities en Ontwikkelprincipes
De algemene ambitie is om ruimtelijke ontwikkelingen:
- bij te laten dragen aan het zichtbaar en herkenbaar houden van de landschappelijke karakteristiek
- bij te laten dragen aan het versterken van (de beleving van) openheid en
- helder te positioneren ten opzichte van de ruimtelijke dragers.
Onderstaande ambities en de bijbehorende ontwikkelprincipes zijn vertrekpunt bij het streven naar ruimtelijke kwaliteit.
De ambities en ontwikkelprincipes zijn onder andere gebaseerd op het Regionaal Ambitiedocument Kop van Noord-Holland (gemeenten Den Helder, Hollands Kroon, Schagen en Texel, december 2015).
1. Hier komen twee kusten samen, met elk een eigen identiteit en karakter
Hier ontmoeten de Noordzee en de Waddenzee elkaar op een bijzondere plek. De kusten hebben een eigen karakter en een specifieke relatie met hun achterland. Ze zijn grotendeels beschermd als natuurgebied en de Waddenkust is UNESCO-Werelderfgoed.
De ruimtelijke kwaliteit is gebaat bij:
- het behouden van de scherpe grens tussen het Noordzeeduin en het aandijkingenlandschap.
> Houd de doorzichten vrij vanaf de N9 op de duinenrij. Houd bij eventuele ruimtelijke ontwikkelingen een richting haaks op de Duinweg aan, zodat zichtlijnen behouden blijven.
> Zorg dat de scherpe grens tussen de reliëfrijke duinenrij en het vlakke land van polder Koegras herkenbaar blijft. Deze is kenmerkend voor het gebied.
> Versterk de N502 als recreatieve kustweg op de overgang van duinen naar polder. De weg kan zo op een eigen wijze de ruggengraat, een nieuwe Herenweg, van dit deel van de Noordzeekust worden (kans).
- het vormgeven van het Den Helderse kustlandschap als de kaap van Noord-Holland.
> Benadruk aan de westzijde het eigen karakter van voormalig eiland Huisduinen met het reliëf, de kleinschaligheid en het (militair) erfgoed.
> Verbind aan de noordzijde de stad en zeedijk, zodat een dijk/zeewering ontstaat met verblijfskwaliteit en uitzicht naar de Noordzee, het Marsdiep en de Waddenzee (kans).
> Benut daarbij de Stelling van Den Helder en de Atlantikwall als identiteitsdragers voor een ruimer gebied en behoud de openheid rond fort Erfprins aan de binnenzijde van de dijk/zee-promenade (kans).
> Verbeter aan de zuidoostzijde de kwaliteit en de samenhang van het entreegebied van Den Helder. Dit kan door het eigen karakter van de infrastructuurlijnen te versterken en de plek waar deze lijnen samenkomen, de entree van Den Helder, nadrukkelijker vorm te geven en zo meer kwaliteit te geven (kans).
> Maak aan de zuidzijde van Den Helder een heldere overgang tussen stad en landschap en behoud daarbij de doorzichten vanaf de Doggersvaart naar de open polder Koegras.
- het beter beleefbaar maken van het Waddenlandschap als ‘uitzichtlandschap’, achter dijken en havencomplex (kans).
> Voeg tussen Den Helder en Wieringen goede uitzicht/belevingspunten op/aan de dijk toe met zicht op de Waddenkust als ‘decor’ (kans).
2. De subtiele verschillen en grote mate van openheid in het aandijkingenlandschap zijn vertrekpunt
Het aandijkingenlandschap is stapsgewijs ontstaan, in de loop van twee eeuwen. De opzet van de polders varieert onder andere in maat en schaal van de verkaveling en de ‘aankleding’.
De ruimtelijke kwaliteit is gebaat bij:
- het herkenbaar houden/maken van de verschillen tussen aandijkingen.
> Neem binnen het aandijkingenlandschap de specifieke verkavelingsstructuur en openheid per aandijking steeds als uitgangspunt. Situeer eventuele bebouwing aan de linten. Doe dit op een wijze die past bij de opbouw van de specifieke aandijking.
> Behoud in polder Koegras het zicht op de heldere randen en houd landschappelijke elementen als de nollen, de Garst en de Verloren Dijk zichtbaar of maak ze beter herkenbaar.
> In polder Koegras-zuid is het wenselijk nieuwe bebouwing te clusteren (of te groeperen bij bestaande bebouwing) aan agrarische linten, met een relatief grote afstand tussen de clusters.
> Behoud in polder Koegras-noord en Anna Paulownapolder-west het zicht vanaf de linten op het open landschap. Wees terughoudend met erfbeplanting rond grote bedrijfsbebouwing in het bollengebied.
> Behoud in de Anna Paulownapolder-oost en Wieringerwaard de grote openheid en de lange zichtlijnen tussen de linten.
3. De (voormalige) Waddenkreek- en waterstructuren worden beter herkenbaar in het landschap
De ontstaansgeschiedenis van dit landschap is terug te vinden in de grillige wegen en waterlopen en de natuurlijk gevormde kreekstructuren. Deze kreken zijn (deels) al beter ruimtelijk beleefbaar gemaakt.
De ruimtelijke kwaliteit is gebaat bij:
- het versterken van het onderscheid tussen de kronkelige lijnen (voormalige wadkreken) en het rechte grid in de Anna Paulownapolder.
> Behoud bij ruimtelijke ontwikkelingen de vliet/sloot langs de kronkelige lijnen.
> Pas nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen langs voormalige wadkreken in in de richting van de grid-verkavelingsstructuur.
> Benadruk de kronkelige lijnen van wegen en waterlopen (wadkreken) (kans).
- het zichtbaar en herkenbaar houden/maken van krekenstructuur van het Oude Veer en het Waardkanaal. Benut deze als identiteitsdragers (kans).
> Versterk het Oude Veer en het Waardkanaal als landschappelijke elementen en als identiteitsdragers. Zet de oude kreekstructuur royaal aan met oeverzones en bosschages en geef deze zo een natuurlijke uitstraling. De betekenis die de kreek heeft voor de natuur (NNN) en als aardkundig monument biedt kansen voor bijzondere vormgeving of (constructieve) inpassing (kans).
> De Oude Veer en het Waardkanaal kunnen dragers zijn van nieuwe (recreatieve) ruimtelijke ontwikkelingen. Voeg recreatieve langzaam-verkeerroutes en eventueel kleinschalige recreatieve voorzieningen toe. Maak de kreek tot voorzijde, bijvoorbeeld door de oriëntatie van bebouwing. De N249 kan daarbij een rol spelen als (recreatieve) verbinding tussen het Oude Veer en het voormalig eiland Wieringen (kans).
- het ontwikkelen van de ‘Waterspin’ (kans):
> Benut en ontwikkel de ‘Waterspin’ (bestaande uit het Oude Veer, het Amstelmeer, het Waardkanaal, het Amstelmeerkanaal en het Balgzandkanaal) verder als landschappelijke, recreatieve en ecologische (identiteits)drager voor het midden van de Kop van Noord-Holland (kans).
4. Overige ontwikkelprincipes
De ruimtelijke kwaliteit is gebaat bij:
- het behouden en het zichtbaar/beleefbaar blijven van de huidige verkavelingsstructuur (inclusief sloten) bij (semi-)tijdelijke functies en opstellingen in het landschap, zoals voor zonne-energie. Zorg voor een ruime landschappelijke begrenzing van het terrein, die aansluit op het bestaande omringende landschap; vermijd hoge hekken in het landschap. Streef ernaar dat de opstelling kwaliteit toevoegt aan het bestaande landschap (zie in de Voorbeeldenbank de Kwaliteitsimpuls Zonneparken voor inspiratie).