Prachtlandschap Noord-Holland!
Leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018

West-Friesland West

Context

De Westfriese Omringdijk vormt een herkenbare omlijsting van het oude zeekleilandschap van West-Friesland. Hierin liggen diverse droogmakerijen. In het Westfriese landschap zijn lokale landschappelijke verschillen ontstaan door de ontstaansgeschiedenis, de strijd tegen het water, de ligging en vooral de groei van de steden, de mate van ruilverkaveling en de huidige dynamiek. Het westelijk deel van West-Friesland heeft landschappelijk gezien veel verwantschap met West-Friesland Midden en Oost, maar heeft wel deels een eigen ontstaansgeschiedenis en karakteristieken. Dit westelijk deel ligt in de nabijheid van de Noordzeekust en is in hoge mate verstedelijkt, met Alkmaar-Noord, Schagen, Heerhugowaard en Langedijk als grotere, snel gegroeide kernen. Twee spoorlijnen, de N9 en de toekomstige Westfrisiaweg verbinden dit gebied met de omgeving. Naarmate men dichter bij Alkmaar komt heeft dit een grotere invloed op het landschap.

 

Westfriese Omringdijk © Theo Baart

Ontstaansgeschiedenis

West-Friesland is ontstaan uit grote hoeveelheden sediment die zijn afgezet door het Zeegat van Bergen. Dit getijdebekken, dat tot ver in het binnenland reikte, zorgde voor opslibbing met zand en klei uit zee. Hierop vestigde zich al vroeg een groot aantal mensen in een relatief hoge dichtheid. West-Friesland is dan ook een archeologisch waardevol gebied, met relicten in de bodem van nederzettingen uit Steentijd, Bronstijd, IJzertijd en Romeins tijd (zie ook archeologie).

Vanaf de IJzertijd vernatte het gebied waardoor er veenontwikkeling tot stand kwam. Dit maakte het gebied ongeschikt voor bewoning. Vanaf de vroege middeleeuwen werd het gebied opnieuw in ontginning genomen. Rond Schagen en in het Geestmerambacht (onder andere Oudkarspel en Scharwoude) werden al in de 8e of 9e eeuw veenontginningen gestart. Vanuit bestaande veenrivieren werden in het veen parallelle sloten voor ontwatering gegraven. In de eeuwen daarna startten ook verder naar het oosten veenontginningen. Een deel van de ontginningen liepen tegen natuurlijke grenzen aan, maar elders trok men – net als in andere veengebieden – steeds verder het veen in onder druk van de bodemdaling. De ontginning van Winkel, die vermoedelijk een watergang bij Barsingerhorn als ontginningsbasis had en meer dan 6 km lang is, is daar een mooi voorbeeld van. Andere voorbeelden zijn Niedorp en Scharwoude. De meeste nederzettingen in de veengebieden kregen de vorm van langgerekte linten.

Door de doorgaande bodemdaling en erosie ontstonden verschillende binnenmeren, zoals de Heerhugowaard (feitelijk een moerasgebied), het Diepsmeer, het Daalmeer en het Bleekmeer. Daarnaast kregen veel nederzettingen waterstaatkundige problemen. Om droge voeten te houden werden de nederzettingen verplaatst naar de hoogste plaatsen in het landschap, zoals de strandwallen (Oudorp en St. Pancras) en de kreekruggen (Niedorp, Winkel en ’t Veld). Rondom Schagen ging men op verschillende plaatsen op kleine huisterpjes wonen die soms onderling verbonden werden, zoals bij Eenigenburg waar ze als hoogte in het landschap herkenbaar zijn.

Vanaf omstreeks de 11e eeuw begon men ook met het aanleggen van dijken om de veenontginningen tegen inbraken van de zee te beschermen. Vanaf de tweede helft van de 13e eeuw vormden de verschillende dijken één geheel: de Westfriese Omringdijk. Het voormalige eiland Oterleek, gelegen tussen het Schermeer en de Heerhugowaard kwam door de aanleg van de Westfriese Omringdijk binnendijks te liggen. Door de gesloten dijk nam de invloed van de zee sterk af, maar de Omringdijk onderging ook in de periode daarna veranderingen door de vele doorbraken. Achter zwakke dijken werden inlaagdijken (reservewaterkeringen) aangelegd. Oude tracés zijn nog herkenbaar in het landschap ten westen en ten oosten van Schagen. Nog steeds vormt de Omringdijk door zijn hoogte de markante begrenzing van het oude zeekleigebied. Dit geldt zeker voor het gebied tussen Schoorldam en Kolhorn.

Het veenpakket dat zich eerder op de kleibodem had ontwikkeld, was inmiddels verdwenen door oxidatie. Het gebied heeft echter wel de ruimtelijke karakteristieken van een veenontginningsgebied behouden en onder enkele oude huisplaatsen en kerken zijn nog veenrestanten terug te vinden. Door het verdwijnen van het veen kwam het zeekleilandschap en het reliëf van de getijdegeulen weer aan de oppervlakte. De voormalige getijdegeulen werden herkenbaar als hoger gelegen kreekruggen.

 

Uitsnede historische kaart 1850 (Topotijdreis)
Uitsnede hoogtekaart (Actueel Hoogtebestand Nederland)

 

Er waren in dit ensemble meerdere droogmakerijen zoals de grootste de Heerhugowaard (1625), en kleinere zoals de Schagerwaard (1630) en de Bleekmeer bij Waarland (1632). Ze kregen een rationele verkaveling en ringvaarten en -dijken. Bij de drooglegging van ‘De Grote Waert’ waren 47 windmolens betrokken. Bij Alkmaar stonden diverse strijkmolens aan de Schermerboezem.

West-Friesland West grensde lange tijd aan zee en aan meren. De voormalige vissersdorpen zoals Kolhorn herinneren aan deze periode. Pas na de drooglegging van de Schermer en de stapsgewijze aandijkingen van de Zijpepolder, de Wieringerwaard, de Waardpolder en de Groetpolder werd de Westfriese Omringdijk de scheiding tussen oud en nieuw land.

Het gebied kende lang vooral een agrarisch gebruik. Grootschalige ruilverkavelingen en schaalvergroting in het midden van de 20e eeuw waren onderdeel van een groot landinrichtingsproces. Ze moesten het agrarisch gebied beter laten aansluiten bij de moderne eisen van de landbouw. Het landschap maakte een ware transformatie door en veranderde ingrijpend. Waterlopen werden rechtgetrokken of verdwenen, kleinere kavels werden samengevoegd en herverdeeld en landschapselementen (bijvoorbeeld beplanting) verdwenen. Dat gebeurde niet overal op dezelfde manier, in dezelfde mate of in dezelfde periode. Er ontstond daardoor een onderscheid tussen enerzijds niet herverkavelde gebieden met een fijnmazige verkaveling en historische linten en erven aan de waterlopen, en anderzijds de nieuwe ruilverkavelingsgebieden met grote percelen en ontsluiting van de erven via een weg.

Zo was het Geestmerambacht in de loop van de eeuwen door maaivelddaling, stijging van de zeespiegel en het voortdurend uitbaggeren van de sloten verworden tot een gebied met veel water en maar weinig land, waarbij de percelen werden ontsloten via het water. De omgeving van de Langedijk werd daarom wel ‘Het Rijk der Duizend Eilanden’ genoemd. Na de ruilverkaveling van de jaren 60 en 70 was het landschap totaal veranderd in een grootschaliger en drooggelegd landschap met een rationeel verkavelings- en wegenpatroon en een nieuw aangelegd recreatiegebied Geestmerambacht.

Het kleinschalige veenontginningslandschap is terug te vinden rond Schagen, bij Broek op Langedijk en aan de binnenrand van de Westfriese Omringdijk.

Het zuidwestelijk gebied, rond Heerhugowaard, Alkmaar-Noord en Langedijk (HAL-gebied), is sterk verstedelijkt. Ook de stad Schagen is in de laatste decennia flink gegroeid.

Mielbruk - Barsingerhorn © Theo Baart
Kernwaarden in het ensemble en overzichtskaart

Ensemble West-Friesland-West staat hieronder beschreven aan de hand van drie provinciale kernwaarden:

  • de landschappelijke karakteristiek: de landschapstypen en de belangrijkste kenmerken van deze landschappen.
  • openheid en ruimtebeleving: de beleving van de vrije open ruimte, de horizon en de oriëntatiepunten.
  • de ruimtelijke dragers: de driedimensionale structuren en lijnen die in het (vlakke) landschap het beeld bepalen en begrenzen. Denk hierbij aan bebouwingslinten, bomenlanen en dijken.

 

Overzichtskaart
klik voor grotere afbeelding

Landschappelijke karakteristiek

De Westfriese Omringdijk vormt door zijn herkenbare dijkprofiel grotendeels een duidelijke rand aan de noord-, west- en zuidzijde van het ensemble. Vanaf de dijk is het verschil tussen enerzijds het oude zeekleilandschap en anderzijds de nieuwere aandijkingen en droogmakerijen goed te beleven.

Hierbinnen ligt het oude zeekleilandschap met een grote droogmakerij, de Heerhugowaard, en enkele kleinere, verspreid liggende droogmakerijen (droogmakerijenlandschap). Het zeekleigebied heeft door de ontstaansgeschiedenis de karakteristieken van een veenontginningsgebied, vooral herkenbaar aan de lange veenlinten en opstrekkende verkaveling haaks op de linten. De voormalige getijdegeulen zijn herkenbaar als relatief hooggelegen kreekruggen. De voormalige wadvlakten vormen laaggelegen en overwegend open kommen.

In het noordelijk deel (rond Schagen) ligt het gave open weidelandschap. Hier is een meer historische, onregelmatige verkaveling herkenbaar met (lange) linten en lintdorpen, beplanting langs de linten en veel sloten. De linten zijn vaak gesitueerd op de kreekruggen. Langs de linten is stap voor stap ontwikkeld: vaak is per perceel bebouwing en beplanting toegevoegd. Ook hier heeft ruilverkaveling plaatsgevonden, maar dit heeft het landschap weinig ingrijpend veranderd. Wel is ook hier de ontsluiting via de weg belangrijker geworden dan het vervoer over water.

Het middendeel is een mozaïeklandschap met zeekleigronden en kleinere droogmakerijen, waarin zowel historische structuren overeind zijn gebleven, maar waar ook ingrijpend vernieuwd is ten tijde van het landinrichtingsproces. Aan de binnenzijde van de Westfriese Omringdijk ligt de nog gave historische, onregelmatige verkaveling met kortere en langere bebouwingslinten.
Rond Waarland en in het zuidwestelijk deel (Warmenhuizen, Tuitjenhorn en Geestmerambacht) heeft de ingrijpende ruilverkaveling geleid tot een droger en grootschaliger landschap met linten, verspreid liggende bebouwing en slechts hier en daar beplanting. In het gebied liggen ook enkele kleinere droogmakerijen, maar die zijn nauwelijks herkenbaar in het landschap. Rond Waarland zijn veel sloten en andere waterstructuren verdwenen, maar er zijn nog wel enkele ringsloten terug te vinden. Het recreatiegebied Geestmerambacht bestaat uit een recreatieplas in een parkachtige setting, met een groene verbinding richting Park Luna.
Hiernaast liggen de historische lintstructuren die gesitueerd zijn op oude dijken (Langedijk) en op de strandwallen (Oudorp en Sint Pancras). Bijzonder was en is het historische waterlandschap bij Broek op Langedijk, ‘Het rijk der duizend eilanden’. Een deel van dit gebied, rond Oosterdel, is bewaard gebleven.

Aan de zuidzijde van het ensemble, in droogmakerij Heerhugowaard, is de verstedelijking in het HAL-gebied dominant. Deze grote droogmakerij heeft een planmatige, rechtlijnige opzet met, buiten het verstedelijkt gebied, enkele losliggende linten. De dijk en boezem van de droogmakerij zijn herkenbaar in het landschap. Het veenlandschap rond Veenhuizen kwam bij de inpoldering van de Heerhugowaard binnendijks te liggen.

Aan de zuidrand ligt Oterleek met een lintdorp dat gesitueerd is op een oude dijk. Dit gebied behoort tot het landschap van Laag-Holland en is nog herkenbaar als veenweidelandschap. Het voormalig eiland (veen) kwam door de aanleg van de Westfriese Omringdijk binnendijks te liggen.

Grote waterstructuren zijn de Schermerringvaart, de ringvaart van de Heerhugowaard, het Noordhollandsch Kanaal, het kanaal Schagen-Kolhorn en het kanaal Alkmaar-Kolhorn.

Openheid en ruimtebeleving

In dit ensemble bevinden zich zowel matig open gebieden als meer open gebieden. Het gebied ten (zuid)oosten van Schagen is het meest open. Hier zijn tussen de linten lange zichtlijnen over het polderland. Vaak is er zicht vanaf het lint op het landschap. Ook de gebieden aan de westzijde van het ensemble zijn relatief open.

Bij de grootschaliger blokverkaveling in het middendeel is de openheid vaak aan meerdere zijden begrensd door de bebouwingslinten. De kleinere droogmakerijen hebben geen hoge ringdijk en doen mee in het halfopen landschap.

De zuidzijde van het ensemble is het minst open. Alleen tussen de lange linten in de Heerhugowaard is hier en daar een lange zichtlijn overeind gebleven. De dijk en ringvaart van de Heerhugowaard (zoals de ‘nieuwe’ Huygendijk die geen onderdeel uitmaakt van de Westfriese Omringdijk) zijn duidelijk herkenbaar in het landschap. Samen met de linten en de rand van de stad begrenzen zij hier de overgebleven open ruimten in de polder.

Vanaf de hoge Westfriese Omringdijk is er vaak zicht op het aanliggende landschap. Waar de huisterpen nog aanwezig zijn, is door de hoogteverschillen (1 à 2 meter) doorzicht naar het omliggende landschap.

Verspreid door West-Friesland West staan verschillende molens (soms in serie) als markante objecten in het landschap. Ze herinneren aan het proces van land maken en droog houden.

Ruimtelijke dragers

De Westfriese Omringdijk markeert de begrenzing van het oude zeekleigebied. Dit is een provinciaal monument en een structuur van regionale betekenis (zie structuur Westfriese Omringdijk). De dijk is tussen Schoorldam en Kolhorn door het steile profiel en de grote hoogte heel herkenbaar in het landschap. Ten zuiden van Schoorldam ligt het Noordhollandsch Kanaal direct naast de Westfriese Omringdijk en loopt door Alkmaar. Hier is de dijk niet altijd even goed herkenbaar. Aan de zuidzijde is de Westfriese Omringdijk in de 17e eeuw gebruikt als Noord-Schermerdijk.

In het Westfriese landschap zijn de ontginningsstructuren, vaarten en dijkwegen de belangrijkste lokale structuurlijnen. De lint(dorp)en met de vele stolpen zijn beeldbepalend en zijn van oudsher de ruimtelijke dragers van verstedelijking. De linten zijn vaak gebaseerd op de kreekruggen (Niedorp, Winkel en ’t Veld), op oude dijken (Langedijk, Oterleek en Veenhuizen) en op de strandwallen (Oudorp en Sint Pancras).
Linten zijn soms heel uitgestrekt en rechtlijnig, bijvoorbeeld het noordelijk deel van de Middenweg (verdicht tot kern in de Noord) maar meestal hebben de linten een grilliger verloop, zoals in Waarland, oude Niedorp en Stroet. In veel van deze linten vindt geleidelijke verdichting plaats met een mix aan functies van een verschillende omvang (zoals wonen, agrarische functies, handelsbedrijven, recreatieve functies, maneges etc.). Hoe meer het lint verdicht hoe meer divers de functies en de maat en schaal van de bebouwing. Soms is het moeilijk de grens tussen kern (bebouwde kom) en landelijk lint vast te stellen en groeit de bebouwing langs de linten steeds verder. Dit leidt tot verdere geleidelijke verdichting van het landschap en het verdwijnen van doorzichten en open gebieden. Kernen zoals Waarland of linten als de Frik groeien nog steeds langs de lintstructuur.
Het profiel van de weg met bebouwing en de mate van bebouwingsdichtheid is per dorpslint verschillend. Het groene beeld wordt bepaald door erfbeplanting en tuinen.
Langs de linten staan (reeksen) stolpboerderijen, vaak in stolpenstructuren (zie structuur Stolpenstructuren), soms met een waterloop (voorsloot) ertussen (zoals de Mient in Barsingerhorn).

Daarnaast zijn het Noordhollandsch Kanaal met de kenmerkende vlotbruggen, het kanaal Alkmaar-Kolhorn, het kanaal Stolpen-Schagen, de sloten, de (ring)vaarten en de tochten herkenbare lijnen in het landschap. De deels beplante provinciale wegen liggen relatief los in het landschap en vormen op enkele plekken dragers voor grootschalige nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Dynamiek

De stedelijke dynamiek slaat hier vooral neer in het HAL-gebied (Heerhugowaard, Alkmaar-Noord en Langedijk) en Schagen. De toekomstige Westfrisiaweg (N23) verbindt dit gebied met Enkhuizen en Flevoland.

De agrarische sector zorgt voor dynamiek in het landschap. Het gebied rond Warmenhuizen/Tuitjenhorn is aangewezen als een van de twee zaadveredelingsconcentratiegebieden in Noord-Holland. Daarnaast vindt schaalvergroting en verbreding op de agrarische erven plaats en is er glastuinbouw die deels geherstructureerd wordt. Naast landbouw zal de energietransitie zorgen voor ruimtelijke ontwikkelingen in het landschap, bijvoorbeeld in de vorm van zonneakkers. Binnen het ensemble bevinden zich ook twee van de zoekgebieden van het provinciale Wind op Land-beleid.

Mede door de nabijheid van de Noordzeekust, de Westfriese Omringdijk, de historische stad Schagen, de pittoreske kleine dorpen en de rijke cultuurhistorie is het gebied aantrekkelijk voor recreatie en toerisme. Dit zal in de toekomst verder toenemen en ruimte vragen, bijvoorbeeld voor recreatieve functies en langzaam verkeerroutes. Recreatiegebied Geestmerambacht is recent verdubbeld in oppervlak en beslaat nu het hele gebied tussen het Noordhollandsch Kanaal en de N245, direct ten noorden van Alkmaar. De Groene Loper, ten noorden van Sint Pancras verbindt het met Park Luna. Park Luna is het recreatiegebied bij de Stad van de Zon (HAL-gebied).

Een klein deel van dit ensemble is beleidsmatig beschermd. Het gaat om enkele gebieden in het Natuurnetwerk Nederland (NNN), weidevogelleefgebieden en ecologische verbindingszones. Ook zijn er enkele aardkundig waardevolle gebieden. Geheel West-Friesland is archeologisch waardevol gebied. Barsingerhorn is een provinciaal beschermd dorpsgezicht en een deel van Kolhorn is rijksbeschermd gezicht. De Westfriese Omringdijk is provinciaal monument.

West-Friesland West

Ambities en Ontwikkelprincipes

De algemene ambitie is om ruimtelijke ontwikkelingen:

  • bij te laten dragen aan het zichtbaar en herkenbaar houden van de landschappelijke karakteristiek
  • bij te laten dragen aan het versterken van (de beleving van) openheid en
  • helder te positioneren ten opzichte van de ruimtelijke dragers.

Onderstaande ambities en de bijbehorende ontwikkelprincipes zijn vertrekpunt bij het streven naar ruimtelijke kwaliteit.

De ambities en ontwikkelprincipes zijn onder andere gebaseerd op het Beeldkwaliteitsplan Westfriese Omringdijk (Feddes/Olthof, Grontmij in opdracht van provincie Noord-Holland, 2009).

1. Het Westfriese landschap is aantrekkelijk en gevarieerd. Het zit vol met bijzondere cultuurhistorische elementen en structuren

Ondanks de ruilverkavelingen kent het Westfriese landschap nog altijd een grote variatie. Rond Schagen liggen de langere linten veelal geënt op de historische structuren, in het middendeel een mozaïekachtige blokverkaveling waar ruilverkaveling het landschap ingrijpend heeft veranderd. Verspreid in het gebied liggen enkele droogmakerijen, met de Heerhugowaard aan de zuidzijde als grootste.

De ruimtelijke kwaliteit is gebaat bij:

  • het behouden van het open en kleinschalige terpen- en linten landschap.
    > Het landschap met herkenbare historische structuren is vertrekpunt. Het gaat om de langgerekte linten, smalle wegen, stolpenreeksen, erven, terpen, dijken en kreekruggen (reliëfverschillen), waterstructuren en de karakteristieke dorpen. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden zorgvuldig ingepast en voegen zich in het bestaande landschap, zowel in de linten als in het landelijk gebied.
    > Wees kritisch in keuzes welke functies op welke locaties in te passen in de linten. Houd rekening met de maat en schaal van de huidige bebouwing in de linten, met de fijnmazigheid en kwetsbaarheid van het landschap en de cultuurhistorische waarden. Onderzoek of er alternatieve locaties voor grootschalige of verkeersaantrekkende functies zijn, bij voorbeeld op bedrijfsterreinen. Aan de agrarische linten moet de functie gerelateerd zijn aan het agrarische gebruik van het landschap.
    > Bij uitbreiding worden de dorpen weer opnieuw een afgerond geheel. Dit vereist een zorgvuldige vormgeving van de dorpsrand en een helder onderscheid tussen dorp en het omringende landelijk gebied.
    > Behoud de openheid tussen de linten. Verdichte (dorps)linten hebben een begin en een einde en kunnen niet oneindig worden uitgebreid. Situeer beplanting vooral op de erven of in de dorpslinten.

> Zorg voor een hechte (zicht)relatie tussen dorp(slint) en landschap, behoud doorzichten vanaf het lint naar het landschap.

> Versterk waar mogelijk de landschappelijke structuren in dit gebied door natuurontwikkeling en het toevoegen van recreatieve (vaar)routes en recreatieve functies hieraan. Het gaat bijvoorbeeld om ‘Het rijk der duizend eilanden’ rond Oosterdel en waterstructuren zoals de ringvaart /Boomervaart rond Waarland, de Saskevaart, de Molendel, de Molentogt en het kanaal van Alkmaar – Kolhorn (kans).

  • het behouden / versterken van de herkenbaarheid van de droogmakerijen.
    > Versterk de identiteit van de polderlijnen,-linten, ringsloten en kaden in de droogmakerijen, zowel in het landschap als in het stedelijk gebied.
    > Houd bij grotere, nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen afstand tot de polderlinten, zodat deze herkenbaar blijven en sluit wat betreft maat en schaal aan bij de bestaande bebouwing.

2. Vanaf de Westfriese Omringdijk blijft het verschil in oud en nieuw land beleefbaar


De Omringdijk is een regionale ruimtelijke en cultuurhistorisch waardevolle structuur. De dijk markeert de overgang van het kleinschalige Westfriese landschap naar het rationele landschap van onder andere de Zijpepolder, Wieringerwaard, Groetpolder en Schermer (zie ook structuur Westfriese Omringdijk).

De ruimtelijke kwaliteit is gebaat bij:

  • het herkenbaar houden van de Westfriese Omringdijk als doorgaande lijn en identiteitsdrager.
    > Neem de continuïteit van de dijk en het kenmerkende profiel als uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen.
    > Versterk de herkenbaarheid waar mogelijk in het deel ten zuiden van Schoorldam.
  • het behouden en versterken van de relatie tussen de Westfriese Omringdijk en het kleinschalige Westfriese landschap.
    > Houd de zone direct langs de dijk vrij van bebouwing: respecteer binnen de ‘kwaliteitszone’ van de Westfriese Omringdijk de openheid van het landschap. Houd binnen een ruimere zone (de ‘panoramazone’) rekening met de visueel-ruimtelijke relaties vanaf de dijk (zie ook structuur Westfriese Omringdijk).
    > Versterk de ruimtelijke relatie tussen dijk en kleinschalige omgeving. Houd het karakter van het Westfriese landschap met cultuurhistorische waardevolle gegroeide structuren beleefbaar tot aan de dijk en vanaf de dijk.
    > Zorg dat de Westfriese Omringdijk/dijkzone steeds vanuit het Westfriese landschap als rand en als eigenstandige kwaliteit zichtbaar en beleefbaar blijft.
    > Versterk de (visuele) samenhang en de onderlinge bereikbaarheid tussen dijk en historische elementen als wielen, braken, terpen, linten, burchten etc.

3. Binnen het zaadveredelingsgebied is ruimte voor (grootschalige) ruimtelijke ontwikkeling binnen een robuust landschappelijk raamwerk, met aandacht voor de historie

Rond Warmenhuizen en Tuitjenhorn ligt het zaadveredelingsconcentratie gebied. Hier is ruimte voor grootschalige functies behorende bij de zaadveredeling.

De ruimtelijke kwaliteit is hier gebaat bij:

  • het versterken van het landschap in het zaadveredelingsgebied.
    > Ontwikkel een robuust landschappelijk raamwerk, met aandacht voor de linten en (cultuur)historie. Definieer binnen dat raamwerk de locaties met ontwikkelruimte (vergelijkbaar met concept Handreiking Ruimtelijke inpassing Bollenbroeierij polder Het Grootslag) (kans).
    > Houd bij het versterken van het landschap aandacht voor de zichtlijnen vanuit en langs het concentratiegebied op de Westfriese Omringdijk en andere cultuurhistorische objecten. Houd ook hier zeker met de grootschalige bebouwing 200 meter afstand tot de Westfriese Omringdijk. Zorg dat de dijkzone als eigenstandige kwaliteit zichtbaar en beleefbaar blijft.

4. Overige ontwikkelprincipes

De ruimtelijke kwaliteit is gebaat bij:

  • het behouden en het zichtbaar/beleefbaar blijven van de huidige verkavelingsstructuur (inclusief sloten) bij (semi-)tijdelijke functies en opstellingen in het landschap, zoals voor zonne-energie. Zorg voor een ruime landschappelijke begrenzing van het terrein, die aansluit op het bestaande omringende landschap; vermijd hoge hekken in het landschap. Streef ernaar dat de opstelling kwaliteit toevoegt aan het bestaande landschap (zie in de Voorbeeldenbank de Kwaliteitsimpuls Zonneparken voor inspiratie).

 

Scroll down Back to top