Prachtlandschap Noord-Holland!
Leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018

Zuid-Kennemerland

Context

Het ensemble Zuid-Kennemerland ligt aan de Noordzeekust in het zuidwesten van Noord-Holland. Het ensemble bevat naast een brede zone van jonge duinlandschap, ook strandwallen- en strandvlaktenlandschap en veenpolderlandschap. Het landschap is verwant aan het ensemble Noord-Kennemerland. Het Noordzeekanaal scheidt beide ensembles. In het zuiden loopt het landschap van de Noordzeekust door in de provincie Zuid-Holland. Aan de oostzijde liggen de ensembles Spaarnwoude en Haarlemmermeerpolder. De stad Haarlem heeft een lange geschiedenis en een grote culturele rijkdom. De regio is een van de top-woongebieden van de Metropoolregio Amsterdam (MRA) en de kust trekt zowel binnenlandse als buitenlandse bezoekers. Bijzonder is de aaneengesloten reeks buitenplaatsen (of landgoederen) in de Kennemerzoom. Het gebied is ontsloten door de N200, N201 en N205 en door de spoorlijnen van Haarlem naar Amsterdam, Zandvoort, Leiden en Uitgeest. De snelweg A9 loopt op enige afstand parallel aan de kust.

 

Duinen bij Zandvoort © Theo Baart

Ontstaansgeschiedenis

Door de stuwende werking van wind en zee is in Zuid-Kennemerland een reeks van parallelle oude duinenrijen (‘strandwallen’) ontstaan. Op de hoogste delen van deze strandwallen vond al vanaf de Steentijd bewoning plaats. Op de meest oostelijke en oudste strandwal ontstond Spaarnwoude, op de middelste Haarlem en Heemstede en op de westelijke Santpoort, Bloemendaal en Overveen. De langgerekte strandwallen werden gebruikt als akkerland en er liep vaak een doorgaande weg overheen

Tussen de strandwallen lagen de open, natte en langgerekte strandvlakten. Deze venige gronden waren van oudsher in gebruik als weilanden en hooilanden. Het (grond)water stroomde via kleine beken (duinrellen) uit de duinen naar de strandvlakten. Het water werd onder meer gebruikt voor de garen- en linnenproductie in Haarlem. Het bleken van de stoffen gebeurde op buiten de stad gelegen bleekvelden. De duinrellen zijn veelal verdwenen of alleen nog als rechte vaart terug te vinden. Door de verbetering van de afwatering van de strandvlakten konden gronden gebruikt worden voor tuinbouw, bijvoorbeeld de strandvlakte van Vogelenzang. Daarnaast zijn delen van de strandwallen en -vlakten vergraven voor de teelt van bloembollen, het zand werd afgevoerd per boot. Dit leidde tot kleine lokale steilranden en zanderijvaarten.

In 1631 werd tussen de steden Amsterdam en Haarlem een trekvaart aangelegd omdat verbindingen door de Haarlemmermeer door het water verzwolgen waren en de verbinding over de Spaarndammerdijk te bochtig was. Met de introductie van de trekschuit werd het mogelijk in de 17e eeuw veel buitenplaatsen te stichten op strandwallen in de duinzoom en langs het Wijkermeer. Ook werd er met de trekschuit zand uit het duingebied naar de grote steden vervoerd. Veel van de buitenplaatsen, zoals Leyduin, Elswout, en Beeckestijn bepalen nog steeds het landschapsbeeld. Met de aanleg van het Noordzeekanaal (1863-1876) werd de landgoederenzone in de duinzone langs het Wijkermeer (‘Holland op z’n smalst’) doorsneden. Andere buitenplaatsen werden later verkaveld tot villawijken of het hoofdhuis getransformeerd tot zorginstelling.

Tussen 1839-1842 werd het spoor de belangrijkste verbinding tussen Haarlem, Amsterdam en Leiden. Aan het eind van de 19e eeuw werd het forensen steeds meer gemeengoed. In de duinzoom van Aerdenhout en Bentveld werden vanaf de jaren ’30 van de vorige eeuw groot opgezette villawijken ontwikkeld. In de jaren ’60 zijn de strandvlakten ook benut voor woonwijken van met name Haarlem. Daar werden ‘stadsrandfuncties’ als sportvelden, maneges en volkstuinen aan toegevoegd. In de jaren ‘70 volgden grote uitbreidingen van Haarlem met Schalkwijk en Velserbroek.

 

Uitsnede historische kaart 1850 (Topotijdreis)
Uitsnede hoogtekaart (Actueel Hoogtebestand Nederland)

 

Vanaf 1853 kregen de duinen een functie als drinkwaterwingebied (Amsterdamse Waterleidingduinen). Hierdoor bleven de duinen in het begin van de 20e eeuw gevrijwaard van grootschalige bebouwing en kon waardevolle natuur zich ontwikkelen. Sinds 1950 is het gehele duingebied een Nationaal Park. Vanaf 1990 laat men delen van de duinen lokaal weer verstuiven.

De badplaatsen maakten een eigen ontwikkeling door. Zandvoort was van oudsher een vissersdorp. De komst van het spoor in 1881 zorgde ervoor dat Zandvoort zich ontwikkelde tot kuuroord en badplaats. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Zandvoort voor een groot deel gesloopt door de bezetter voor de aanleg van de verdedigingslinie Atlantikwall. Na de oorlog volgde herbouw van de badplaats in modernistische stijl en in 1948 werd het racecircuit geopend. Bij Bloemendaal aan Zee kwam in die periode de strandrecreatie ook op gang. De plaats IJmuiden ontstond na de aanleg van de sluizen van het Noordzeekanaal. Met de komst van de eerste strandpaviljoens met de pier als attractiepunt kwam het toerisme. Tijdens de oorlogsjaren was IJmuiden het zwaarst bewaakte onderdeel van de Atlantikwall (‘Festung IJmuiden’). De plaats werd grotendeels afgebroken en er verschenen bunkers in de duinen. Een tankgracht, aangevuld met muren en bunkers beschermde de commandocentrale in Driehuis. Herbouw van IJmuiden volgde na de oorlog onder leiding van architect Willem Dudok. De haven en de pieren van IJmuiden werden omstreeks 1990 uitgebreid. Ten zuiden van de haveningang werd het Kennemerstrand opgespoten en de jachthaven met bebouwing ontwikkeld.

Westelijk Tuinbouwgebied Haarlem © Theo Baart
Kernwaarden in het ensemble en overzichtskaart

Ensemble Zuid-Kennemerland staat hieronder beschreven aan de hand van drie provinciale kernwaarden:

  • de landschappelijke karakteristiek: de landschapstypen en de belangrijkste kenmerken van deze landschappen.
  • openheid en ruimtebeleving: de beleving van de vrije open ruimte, de horizon en de oriëntatiepunten.
  • de ruimtelijke dragers: de driedimensionale structuren en lijnen die in het (vlakke) landschap het beeld bepalen en begrenzen. Denk hierbij aan bebouwingslinten, bomenlanen en dijken.

 

Overzichtskaart
klik voor grotere afbeelding

Landschappelijke karakteristiek

Het landschap heeft een noordzuidgerichte opbouw evenwijdig aan de kust en kent daardoor een grote diversiteit van oost naar west. Achter de brede duinzone van het jonge duinlandschap bevindt zich het strandwallen en -vlaktenlandschap. Aan de voet van het duinlandschap ligt een overgangszone, de ‘duinzoom’ met bossen, buitenplaatsen en villawijken. In de duinzoom zijn landschap en bebouwing sterk met elkaar verweven, wat een hoogwaardig woon- en leefmilieu oplevert (‘landschappelijk kantwerk’).
De ruimtelijke opbouw van de buitenplaatsen (buitens met tuinen en bijbehorende parkbossen, vaak ook wel landgoed genoemd) verschilt door de (historische) context (duin, strandwal, trekvaart of meer).

Tussen deze duinzoom en de bebouwing op de strandwal liggen restanten van strandvlaktes (vochtige weilanden). In het zuiden zijn de strandvlaktes nog aaneengesloten. De strandwal is daar gedeeltelijk afgegraven voor bollenteelt.

Op de westelijke strandwal liggen de kernen los van elkaar, met een afwisseling van bebouwde en onbebouwde gebieden. Door de jaren heen zijn de kernen op de middelste strandwal (Heemstede, Haarlem) naar elkaar toe gegroeid, waardoor een aaneengesloten bebouwd gebied is ontstaan. Aan de oostzijde van Haarlem ligt veenpolderlandschap rond de rivier het Spaarne.

Openheid en ruimtebeleving

Het duinlandschap is uitgestrekt en heeft een grote maat. Het landschap is open tot matig open. Op de toppen van de duinen kun je ver weg kijken. De duinzoom, de overgangszone met bos en landgoederen, is zeer gesloten van karakter. Aan de voet van de duinzoom liggen langgerekte open ruimten van de strandvlaktes. Veel buitenplaatsen kijken vanuit de duinzoom uit over de strandvlaktes (zichtlijnen).

De strandwal van Haarlem-Heemstede is verstedelijkt en verdicht. Enkele smalle, diffuse half-verdichte zones scheiden de kernen van elkaar. De aanwezigheid van de Stelling van Amsterdam (met forten, schootvelden en inundatiegebieden) heeft ervoor gezorgd dat het landschap aan de noordoostzijde van Haarlem open is gebleven. Het water van het Spaarne, Mooie Nel en de Liede vormt open ruimten. Deze zijn begrensd door verdichting van bebouwing en beplanting op de oevers.

Ruimtelijke dragers

De duinzoom en de noordzuidgerichte strandwallen vormen de belangrijkste dragers in het ensemble. Bebouwing ontwikkelde zich langs de duinzoom (Herenweg) en de wegen op de strandwallen (Rijksstraatweg, Heemsteedse Dreef).

Haarlem ontwikkelde zich op een raakpunt tussen de strandwal en het Spaarne. De rivier vormt nog steeds een belangrijke structuur die de stad met het buitengebied verbindt. De trekvaart naar Leiden ligt parallel aan de landschappelijke hoofdrichting.

De buitenplaatsen in de duinzoom (Woestduin, Leyduin, Elswout, Beeckestijn en Waterland) vormen een samenhangende reeks. De huizen staan op de overgang van hoog naar laag. De trekvaarten vormen mede de verbinding tussen de stad en de buitenplaatsen.

De Westelijke Randweg van Haarlem (N208) loopt parallel aan de landschappelijke hoofdstructuur, maar buigt tussen Haarlem en Heemstede naar de strandwal. Hij vormt de grens van het stedelijk gebied. Langs deze weg zijn enkele stedelijke voorzieningen (opleidingen, sportaccommodaties) gevestigd.
De N200 vormt samen met de trekvaart en de spoorlijn Haarlem-Amsterdam de belangrijkste dragende structuur in oostelijke richting.

De Stelling van Amsterdam valt vrijwel samen met de loop van de Liede en zuidelijker de ringvaart van de Haarlemmermeer en vormt de drager aan de oostkant van Haarlem. De Stelling vormt een verbinding tussen diverse grote groene ruimten en recreatieve voorzieningen van Spaarnwoude tot en met het Floriadegebied in de Haarlemmermeer.

De badplaatsen in het westen zijn ontsloten met een wegenstructuur die haaks staat op de strandwallen (Zeeweg, Heerenduinenweg). Deze wegen gaan op in het duinlandschap (‘parkway’) en zijn als zodanig geen ruimtelijke dragers. De kustboulevard verbindt Bloemendaal aan Zee met Zandvoort en vormt een heldere overgang naar het strand.

Dynamiek

De dynamiek van het ensemble bestaat vooral uit ontwikkelingen aan de oostzijde van Haarlem langs de N200 (Oostradiaal) en bij de havenmonding van IJmuiden (nieuwe zeesluis en IJmuiden aan Zee). Verdere verdichting is, gelet op de kwetsbaarheid van het resterende landschap, enkel voorbehouden aan het verstedelijkte gebieden (intensivering, verdichting, herontwikkeling en herbestemming). Woningbouw vindt incidenteel plaats op terreinen van oude instellingen (psychiatrisch ziekenhuis Bloemendaal, Reinwaterpark). Ontwikkeling van stationslocaties wordt in het kader van het OV-knooppunten programma van de provincie gestimuleerd. Recentelijk is op het tracé van de oude lijn Haarlem–IJmuiden een HOV-busverbinding gerealiseerd.

In de binnenduinrand is het behoud van de landschappelijke kwaliteit niet vanzelfsprekend. Het landschap staat continu onder een hoge verstedelijkings- en recreatiedruk. In ‘Gedeelde Weelde, Ontwikkelperspectief voor de Binnenduinrand’ (2016) is de ambitie van gemeenten en provincie voor dit metropolitane landschap vastgelegd.

Het duingebied heeft een zwaar beschermingsniveau als Natura 2000-gebied. In de duinen liggen enkele stiltegebieden (Waterleidingduinen). De Hekslootpolder aan de oostzijde van Haarlem is weidevogelleefgebied. De duinen zijn aardkundig monument. De Stelling van Amsterdam is UNESCO-Werelderfgoed.

Zuid-Kennemerland

Ambities en Ontwikkelprincipes

De algemene ambitie is om ruimtelijke ontwikkelingen:

  • bij te laten dragen aan het zichtbaar en herkenbaar houden van de landschappelijke karakteristiek
  • bij te laten dragen aan het versterken van (de beleving van) openheid en
  • helder te positioneren ten opzichte van de ruimtelijke dragers.

Onderstaande ambities en de bijbehorende ontwikkelprincipes zijn vertrekpunt bij het streven naar ruimtelijke kwaliteit.

De ambities en ontwikkelprincipes zijn onder andere gebaseerd op Gedeelde Weelde, Ontwikkelperspectief voor de Binnenduinrand (2016) en het Beeldkwaliteitsplan Stelling van Amsterdam (DHV/Feddes-Olthof in opdracht van provincie Noord-Holland, 2008). In Gedeelde Weelde worden de termen ‘binnenduinrand’, ‘landschappelijk kantwerk’ en ‘landgoed’ gebruikt in plaats van ‘duinzoom’, ‘overgangszone’ en ‘buitenplaats’.

1. De lineaire opbouw van het landschap, evenwijdig aan de kust, is structurerend

Bijzonder aan de binnenduinrand is dat de opeenvolging van landschappen zo goed beleefbaar is. Op weg naar het strand is een reeks landschappelijke overgangen op korte afstand van elkaar ervaarbaar: polder, strandwal, strandvlakte, duinzoom, duinen en zeereep. Op weinig plaatsen in Nederland zijn deze landschappelijke overgangen nog zo goed intact.

De ruimtelijke kwaliteit is gebaat bij:

  • behoud en versterking van de lineaire opbouw het landschap.
    > In noordzuidrichting zijn de continuïteit en herkenbaarheid van de verschillende landschapskarakteristieken belangrijk. Houd in oostwestrichting de overgangen contrastrijk en versterk de beleving van deze afwisseling van verschillende landschapstypen.
    > Houd het schone kwelwater uit oogpunt van een ‘natuurlijk’ watersysteem zo lang mogelijk vast in de strandvlakten (kans).

 

  • de grote maat van het duinlandschap (openheid, schijnbare oneindigheid).
    > Creëer de illusie van oneindigheid van het landschap. Pas (recreatieve) voorzieningen zo in dat ze op lijken te gaan in het natuurlijk landschap.
    > Plaats hekken uit het zicht zodat het landschap zich als natuurlijk en open presenteert.
    > Houd/maak natuurlijke processen beleefbaar (bijv. actieve duinvorming) (kans).

2. In de duinzoom zijn bebouwing en landschap verweven. Behoud ‘parels’ zoals villaparken, buitenplaatsen en open ruimten

In de duinzoom zijn bebouwing en landschap op verschillende schaalniveaus sterk met elkaar verweven: op individuele kavels in de villaparken, op buitenplaatsen en historische complexen (bijvoorbeeld kloosters, zorginstellingen, waterwinbedrijven) en in de dorpsranden.

Ruimtelijke kwaliteit is gebaat bij:

  • behoud van het bosrijke karakter van villaparken en historische complexen: wonen in het groen (niet: groen tussen het wonen).
    In de duinzoom zijn functies verweven. Uitgangspunt zijn de grote percelen met veel ruimte voor bomen en beplante wegen.
    > Draag er zorg voor dat villa’s zich met een groene uitstraling naar de weg presenteren en dat de rooilijn verspringt. Voorkom repetitie van elementen.
    > Ga terughoudend om met toevoegingen op historische complexen: deze zijn alleen toelaatbaar als de groene beleving van het complex wordt versterkt en het historische karakter behouden blijft.
  • behoud van het specifieke karakter van buitenplaatsen en bijbehorende zichtlijnen.
    Buitenplaatsen hebben een ruimtelijke opbouw die naar situering verschilt en er zijn zichtlijnen naar open ruimten in de omgeving (‘buitenplaats-habitat’).
    > Het oorspronkelijk ontwerp vormt de basis voor elke ontwikkeling van de buitenplaatsen en moet leiden tot maatwerkoplossingen.

 

> Behoud en versterk de specifieke zichtrelatie tussen de buitenplaatsen en hun omgeving.

  • het behoud van open ruimten.
    > Ruimtelijke ontwikkelingen dienen altijd gericht te zijn op het versterken van de openheid, het verhogen van ruimtelijke kwaliteit en het benutten van ecologische potenties.
    > Versterk de openheid en de beleving van het landschap tussen de kernen (kans).

3. Aan de oostzijde van Haarlem vormen het water en de aanwezigheid van de Stelling van Amsterdam belangrijke kwaliteiten

Het Spaarne vormt een hoogwaardige recreatieve drager die de stad met het buitengebied verbindt. Andere waterlopen als de Ringvaart van de Haarlemmermeer, de Liede en Mooie Nel zijn minder goed ontsloten voor recreatie. Versterking van de beleving van deze wateren vergroot de aantrekkelijkheid van het landschap. Het schootsveld van de forten bij Spaarndam begrenst de oostzijde van Haarlem-Noord. De Stelling van Amsterdam is hier goed te beleven door het open schootsveld in het polderland, de kazematten voor Spaarndam en een reeks forten op korte afstand van elkaar.

Ruimtelijke kwaliteit is gebaat bij:

  • versterking van de beleving van het water aan de oostzijde van Haarlem.
    > Behoud de openheid tussen het water en de stedelijke randen van Haarlem.
    > Verbeter de samenhang en kwaliteit van de recreatieve routes langs het Spaarne, de Liede en Mooie Nel.
    > De zone kan een recreatieve verbinding vormen tussen de grote recreatiegebieden van Spaarnwoude en de Haarlemmermeer (kans).
    > Benut gronden langs het Spaarne en de Ringvaart om water te bergen (voor vergroting boezem) (kans).

 

  • het gebruik van de aanwezigheid van de Stelling van Amsterdam als leidend thema voor (recreatieve) ontwikkelingen.
    > Gebruik ruimtelijke ontwikkelingen om de zichtbaarheid van De Stelling van Amsterdam en zijn onderdelen te versterken. Behoud het kleinschalige karakter van het cultuurlandschap grenzend aan de Stelling.

 

  • het waar mogelijk terugbrengen van de ruimtelijke structuur van de Trekvaart Haarlem–Halfweg (kans).
    > De trekvaart is voor een deel verdwenen, het terugbrengen van deze structuur kan kwaliteit geven aan ruimtelijke ontwikkelingen aan de oostzijde van Haarlem (kans).

4. Overige ontwikkelprincipes

De ruimtelijke kwaliteit is gebaat bij:

  • het behouden en het zichtbaar/beleefbaar blijven van de huidige verkavelingsstructuur (inclusief sloten) bij (semi-)tijdelijke functies en opstellingen in het landschap, zoals voor zonne-energie. Zorg voor een ruime landschappelijke begrenzing van het terrein, die aansluit op het bestaande omringende landschap; vermijd hoge hekken in het landschap. Streef ernaar dat de opstelling kwaliteit toevoegt aan het bestaande landschap (zie in de Voorbeeldenbank de Kwaliteitsimpuls Zonneparken voor inspiratie).

 

Scroll down Back to top