Prachtlandschap Noord-Holland!
Leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018

IJsselmeerkust

Context

Dit ensemble beschrijft de kusten van de voormalige Zuiderzee van de Afsluitdijk bij Den Oever tot de Stichtse brug bij Huizen. Het IJsselmeer ontstond met de aanleg van de Afsluitdijk, waarbij de Zuiderzee veranderde in een zoet binnenwater. De structuur IJsselmeerkust is ingedeeld naar IJsselmeer, Markermeer/IJmeer en Gooimeer. De Houtribdijk scheidt het IJsselmeer van het Markermeer. Het IJmeer is het zuidelijkste deel van het Markermeer. Het aangrenzende Gooimeer is onderdeel van de randmeren van de Flevopolders. Het IJsselmeer en Markermeer/IJmeer zijn beschermde Natura 2000-gebieden. Het Markermeer, IJmeer en Gooimeer zijn onderdeel van het landschap van de Metropoolregio Amsterdam (MRA). De provinciale weg N203 loopt over de Houtribdijk, de snelweg A6 en het spoor over de Hollandse brug en de snelweg A27 over de Stichtse brug.

 

Markermeerdijk © Theo Baart

Ontstaansgeschiedenis

Achter de duinenrij aan de Noordzeekust ontstonden uitgestrekte veengebieden. Veenstromen zochten hier doorheen hun weg naar zee. Door de stijgende zeespiegel, maar vooral door de ontwatering van het veen door de mens, kon het zeewater diep het veen binnendringen en werden langzamerhand grote delen van het veen weggeslagen.

Rond 800 vormde het Vlie een waterverbinding tussen het centraal gelegen Aelmere en de noordelijke Noordzeekust. De Waddenzee breidde zich steeds verder uit naar het westen en door de verbreding van het Vlie ontstond de Zuiderzee met daarin het eiland Wieringen. Door de doorgaande bodemdaling in het veen kon de zee zich steeds verder uitbreiden. Omstreeks 1200 werden Wieringen en Marken eilanden doordat verbindingen met het vasteland werd weggeslagen door de zee. Rond 1600 was de Zuiderzee op haar grootst.

Om droge voeten te houden woonde men op een aantal plaatsen in West-Friesland en op Marken op terpen, in Noord-Holland werven genoemd. Zo’n 1000 jaar geleden begonnen de bewoners van de kustgebieden met de bouw van dijken om zich te beschermen tegen de invloed van de zee. Lokale dijken werden aaneengesloten tot regionale dijkringen, rivieren werden afgedamd en stapsgewijs ontstond een doorgaande dijk langs de Zuiderzee. Aan de Friese kust werden al vroeg kwelders en zeearmen op de zee veroverd. In Noord-Holland begon men met inpolderingen pas na aanleg van de Hondsbossche Zeewering in de 16e eeuw.

Dijkdoorbraken en overstromingen kwamen in het kustgebied ook daarna veelvuldig voor. Tussen 1570 en 1580 ontstond zo het Kinselmeer bij Durgerdam. De Allerheiligenvloed van 1675 trof grote delen van Noord-Holland en de Kerstvloed van 1717 bracht onder meer in Amsterdam en Haarlem veel schade toe en kostte meer dan tienduizend mensen het leven. Het bochtige traject en de tientallen kolken voor of achter de dijken getuigen van meer dijkdoorbraken.

Deze kolken of wielen werden bij een dijkdoorbraak uitgesleten en bij herstel werd de dijk er met een bocht omheen gelegd. Als een dijk te zwak werd kon men besluiten om een inlaagdijk achter de zwakke dijk aan te leggen; het tussenliggende land – soms met nederzetting – werd daarmee opgegeven. Restanten van deze verdwenen gebieden liggen nog onder water, zo zijn bij Hoorn recent restanten van een dijktraject teruggevonden, vele kilometers oostelijk van de huidige dijk.

De Zuiderzee was van groot strategisch belang. Nadat graaf Floris V de West-Friezen had onderworpen liet hij een dwangburcht, Kasteel Radboud, bouwen in Medemblik om de bevolking onder de duim te houden. Een jaar later, in 1289, verleende hij Medemblik stadsrechten. Hoorn en Enkhuizen volgden ruim 50 jaar later. In de 15e eeuw kwam in deze steden de (graan)handel met het Oostzeegebied tot ontwikkeling, dit gold uiteraard ook voor Amsterdam en in mindere mate voor Edam en Monnickendam. Voor Enkhuizen was de haringvisserij van groot belang.

Vervolgens, in de Gouden Eeuw, maakten de steden als gevolg van de ‘handel op de Oost’ een enorme groei door. De VOC-schepen voeren bij terugkeer via de Zuiderzee naar de pakhuizen in Enkhuizen, Hoorn en Amsterdam. Pampus vormde een ondiepe vaargeul voor de haven van Amsterdam. Er waren drijvende dokken, zogenoemde scheepskamelen, nodig om schepen door deze geul te krijgen. Tussen 1887 en 1895 werd op het Muiderzand langs Pampus een kunstmatig forteiland in De Stelling van Amsterdam opgeworpen. Samen met de batterijen op het fort bij Diemerdam en de batterij op het Vuurtoreneiland diende het fort als verdediging voor de haven van Amsterdam.

Uitsnede historische kaart 1850 (Topotijdreis)
Uitsnede hoogtekaart (Actueel Hoogtebestand Nederland)

 

In de 19e en 20e eeuw was de visserij op de Zuiderzee belangrijker dan die op de Noordzee. Den Oever, Volendam, Marken en Huizen groeiden uit tot belangrijke vissershavens met de bijbehorende bedrijvigheid als rokerijen, afslagen en werven.

De laatste grote overstroming in 1916 trof Waterland, met name Marken, zwaar. Na diverse meer en minder concrete plannen werd definitief besloten de Zuiderzee af te sluiten en delen in te polderen. In 1918 trad de Zuiderzeewet in werking. De grote man achter dit plan was de ingenieur en latere minister Cornelis Lely.

In 1920 werd het eerste deel van de Zuiderzeewerken aanbesteed: de aanleg van de 2,5 kilometer lange Amsteldiepdijk naar het eiland Wieringen. Vier jaar later was deze dijk voltooid. Na de proefpolder bij Andijk (1926-1927) werd rond 1930 de Wieringermeerpolder, nog vóór de afsluiting van de zee, als eerste Zuiderzeepolder drooggelegd. Op 28 mei 1932 werd de Afsluitdijk ter hoogte van het voormalige Vlie (de plaats waar nu het monument staat) gesloten.

De pas drooggemalen en ingerichte Wieringermeerpolder werd in de Tweede Wereldoorlog weer onder water gezet door de Duitse bezetter door op twee plaatsen de dijk op te blazen. De wielen die daarbij ontstonden, het Noorder- en Zuiderdijkgat, zijn nog altijd goed te herkennen. Op het zand dat na de doorbraken is blijven liggen, is later het Dijkgatbos aangeplant.

Tussen 1963 en 1967 vond de aanleg van de Houtribdijk tussen Enkhuizen en Lelystad plaats als onderdeel van de geplande Markerwaard. In 2003 viel definitief het besluit af te zien van realisatie van deze droogmakerij. In de begrenzing van de provincie Noord-Holland en de loop van de Houtribdijk is nog steeds de beoogde grens van de Markerwaard te zien.

Begin deze eeuw ontwikkelde Amsterdam IJburg I met 9.000 woningen. Er werden compenserende maatregelen voor de natuur uitgevoerd met de aanleg van de Hoeckelingsdam (2002) en de Natuurboulevard (2011-2012). In 2012 presenteerde de Vereniging voor Natuurmonumenten het plan voor de Marker Wadden, de aanleg van eilanden met zand, klei en slib uit het Markermeer. Het eerste eiland werd in 2016 opgespoten.

Hoornsche Hop © Theo Baart
Kernwaarden in het ensemble en overzichtskaart

Provinciale structuur IJsselmeerkust staat hieronder beschreven aan de hand van drie provinciale kernwaarden:

  • de landschappelijke karakteristiek: de landschapstypen en de belangrijkste kenmerken van deze landschappen.
  • openheid en ruimtebeleving: de beleving van de vrije open ruimte, de horizon en de oriëntatiepunten.
  • de ruimtelijke dragers: de driedimensionale structuren en lijnen die in het (vlakke) landschap het beeld bepalen en begrenzen. Denk hierbij aan bebouwingslinten, bomenlanen en dijken.

 

Overzichtskaart
klik voor grotere afbeelding

Landschappelijke karakteristiek

De structuur IJsselmeerkust is respectievelijk ingedeeld naar IJsselmeer, Markermeer/IJmeer en Gooimeer. De landschappelijke karakteristiek is onderverdeeld in karakteristieke dijktrajecten binnen het deelgebied. Openheid en ruimtebeleving en de ruimtelijke dragers worden per deelgebied beschreven.

Den Oever-Medemblik: de Wieringermeerdijk als band in de ijle ruimte

De Wieringermeerdijk is de rand van een grootschalige, op agrarische productie gerichte polder. Een smalle, iets verhoogde zoom aan de binnenzijde geeft stabiliteit aan de dijk. Vanuit de knik in het midden (nabij haven de Oude Zeug) is de dijk verbonden met Den Oever en Medemblik. Het geheel van dijk en zoom is in zijn context niet meer dan een smalle lijn met open ruimte aan beide zijden. De agrarische polder transformeert in hoog tempo: hier verschijnen de grootschalige bebouwing van Agriport en het Windpark Wieringermeer. Net na het gemaal Lely sluit de dijk aan op de Westfriese Omringdijk en Medemblik.

Medemblik–Enkhuizen: dijklandschap

De kust valt hier samen met de Westfriese Omringdijk. Vanwege de luwe ligging waren er voorlanden die later bedijkt werden. Deze buitendijkse wereld biedt plaats aan een drinkwatervoorziening, recreatie en natuurontwikkeling. In de binnendijkse zoom ligt een kleinschalig landschap met bebouwing. De dijk meandert hier doorheen en verbindt fragmenten en bestemmingen. De achterliggende polder Grootslag wordt steeds meer ingericht voor grootschalig gebruik zoals bedrijfshallen van bollenbroeierijen. Enkhuizen heeft een karakteristieke ligging aan het IJsselmeer, met een zeemuur ter bescherming van de stad.

Enkhuizen–Hoorn: parkdijk

De Houtribdijk scheidt het Markermeer van het IJsselmeer. Ook deze kust is deel van de Westfriese Omringdijk en vormt de begrenzing van het oude zeekleilandschap. Het karakter van de dijkzone verschilt van het deel tussen Medemblik en Enkhuizen door het grotendeels afwezige voorland. De dijk vormt hier een scherpe grens tussen land en water. De dijk ligt op het zuiden en wordt belast door wind en golven. Aan de binnenzijde ligt een idyllisch, kleinschalig agrarisch landschap (‘parkachtig’) met de lintdorpen Schellinkhout, Wijdenes, Blokdijk en Oosterleek.

Hoorn–Scharwoude: Hoornse Hop

Hoorn vormt het stedelijke middelpunt van deze baai. Aan de zuidkant van de stad is er direct contact met het water. Oostelijk van het centrum ligt de dijk achter het buitendijkse verstedelijkt gebied met jachthavens, park en werkhaven. De huidige dijkversterking wordt aangegrepen om een stadsstrand te maken op een nieuwe oeverdijk in het Markermeer.

Scharwoude–Volendam: Zeevang en zetstuk

De kust wordt hier gevormd door de IJsselmeerdijk en voorlanden (kogen). De dijk ligt in een historisch landschap. Bij Schardam is een (waterbouwkundig) bijzondere situatie omdat hier de IJsselmeerdijk aansluit op de Westfriese Omringdijk. De dam vormt een zetstuk tussen beide dijken en sluit de vroegere uitmondig van het Beemstermeer af. Ten noorden van Schardam is de infrastructuur (N247, spoorlijn en A7) dominant. Het stolpenlint van Warder, ten zuiden van Schardam, loopt schuin naar de dijk. Er zijn enkele binnendijkse braken. Aan de noordkant van Edam ligt het Fort bij Edam, onderdeel van De Stelling van Amsterdam.

Volendam–De Nes: Gouwzee

De Gouwzee vormt een baai met de historische plaatsen Volendam, Monnickendam en Marken die veel toeristen trekken. Door de aanleg van de dammen aan noord- en zuidkant van Marken is de luwte van de Gouwzee verder toegenomen. Het is het meest heldere en plantrijke deel en daarom de viskraamkamer van het Markermeer. Door ontwikkeling van de kernen Monnickendam en Edam-Volendam raakte de Gouwzee meer omsloten door bebouwing. Polder Katwoude en Waterland zijn open veenweidegebieden. Een aantal braken en de uitmonding van de Purmer liggen aan de binnenzijde van de dijk. Hemmeland is een buitendijks recreatiegebied annex jachthaven. Marken is met een dijk verbonden met het vaste land. Het voormalig eiland is omgeven met lage dijken, de historische bebouwing staat op terpen (werven).

De Nes–Amsterdam: Waterlandse Zeedijk, kust van kapen en braken

De Waterlandse Zeedijk is een dijk die getekend is door de geschiedenis: een kronkelende dijk op veen met verschillende afgedamde veenriviertjes (zogenaamde dieën, zoals de Uitdammer Die) en restanten van dijkdoorbraken (Oosterpoel, Barnegat en Kinselmeer). Over grote stukken is er water aan weerzijden van de dijk. Het achterland bestaat uit veenpolderlandschap met enkele kleine droogmakerijen. Uitdam en Durgerdam zijn karakteristieke lintdorpen, geliefd bij stedelingen. De kust wordt gevormd door geprononceerde kapen bij Uitdam, Kinselmeer en Vuurtoreneiland. Het Vuurtoreneiland markeert de ingang van het IJ en is onderdeel van De Stelling van Amsterdam. Buitendijks liggen de polder IJdoorn en het natuurproject Hoekelingsdam. De Waterlandse Zeedijk gaat over in de Noorder IJdijken bij Schellingwoude.

Amsterdam-Muiderberg: Diemerzeedijk

Het kustlandschap van de Diemerzeedijk is van oorsprong vergelijkbaar met de Waterlandse Zeedijk.

In het westen bepaalt de stad steeds meer het kustlandschap. Het stadsfront van IJburg vormt nu de horizon en de gesaneerde Diemerzeedijk is opgenomen in het Diemerpark. De Diemervijfhoek is ontstaan als depot voor vrijkomende grond van het Amsterdam-Rijnkanaal en is nu een natuurgebied. Aan de binnenzijde van het kustlandschap zorgt de snelweg A1 voor veel dynamiek. Buitendijks is een aantal luwtedammen aangelegd en de ‘Natuurboulevard’ als recreatieve route gerealiseerd.

Bij Muiden mondt de Vecht uit in het Markermeer. De snelweg A1 is verlegd naar een aquaduct en er is ruimte gemaakt voor een natte ecologische verbinding richting Waterland. Aan de oostzijde van Muiden toont de dijk zijn historische karakter. Het Muiderslot domineert het landschap. Ten noorden van Muiden ligt het forteiland Pampus in het IJmeer. Voor de kust liggen drie recreatie-eilanden.

Muiderberg was begin 20e eeuw een welvarende badplaats voor Amsterdam en heeft nog een strand en een steigerstructuur.

Muiderberg–De Kampen: historische dijk en klifkust

Na de Hollandse Brug begint het Gooimeer, een randmeer van de Flevopolders. De Zuiderzeedijk gaat hier verscholen achter voorlanden, in de jaren zestig aangelegd als recreatiegebieden. De steile dijk heeft enkele markante wielen (voormalige dijkdoorbraken) en verschillende doorsnijdingen vanwege de infrastructuur naar Almere.

Het Naarderbos is onlangs heringericht waarbij de relatie met het water weer werd hersteld. Op het water georiënteerde bebouwing is onderdeel van de herinrichting (Naardereiland). Oudere woonbebouwing in het Naarderbos, aan de oostzijde van de jachthaven, heeft een naar binnen gekeerd karakter.

Bij Naarden en ten oosten van de Stichtse Brug (De Kampen) zijn nog historische buitendijkse hooilanden van de voormalige Zuiderzee te vinden. De beboste stuwwal van Het Gooi gaat abrupt over in het Gooimeer (klifkust). De groeigemeente Huizen ontwikkelde zich langs de kust.

Openheid en ruimtebeleving

De trechtervorm maakt dat er een opeenvolging is van steeds groter en ruimer wordende wateren van IJ, IJmeer, Markermeer, IJsselmeer en Waddenzee.

IJsselmeer
De maatvoering is zodanig dat varend op het IJsselmeer of rijdend over de Afsluitdijk in de lengterichting geen horizon meer te zien is en er een indruk van oneindigheid ontstaat. Hogere elementen zoals de kust van Gaasterland, de kerktorens van Urk en Enkhuizen, het Robbenoordbos en de zendmast bij Den Oever zijn het eerst zichtbaar.

Door de ontwikkeling van de windparken in de Wieringermeerpolder en langs de Noordoostpolder wordt de beleving van maat en schaal van het IJsselmeer beïnvloed. Deze parken zijn van grote afstand zichtbaar en zorgen voor een duidelijker begrensd IJsselmeer.

De Wieringermeerdijk is recht en geeft ruim zicht over het IJsselmeer. De beleving van het water is echter beperkt vanwege matige toegankelijkheid en het ontbreken van voorzieningen. Ter hoogte van het gemaal Lely komt de weg op de dijk en is er zicht over het water en op Medemblik.

De Westfriese Omringdijk (Medemblik–Enkhuizen) heeft een grillig verloop, waardoor veel wisselende perspectieven ontstaan. Het IJsselmeer is op steeds grotere afstand komen te liggen door de vooroeverontwikkelingen. Enkhuizen manifesteert zich met een kenmerkend profiel met de Zuiderkerk en schoorstenen van de kalkbranderij op het Zuiderzeemuseum.

Markermeer/IJmeer
Tussen Enkhuizen en Hoorn vormt de dijk een scherpe overgang tussen het binnendijkse open en kleinschalige landschap en de weidse openheid en het grote water aan de andere zijde.

De Hoornse Hop is een open baai in de oksel van West-Friesland, maar door de maat en ongunstige ligging op de wind is er weinig beschutting. De stad Hoorn ligt centraal in de Hoornse Hop met een karakteristiek silhouet van de bebouwing op het Oostereiland en de toren op het Hoofd.

Langs de Zeevang ligt de dijk iets meer besloten, tussen enkele vooroevers en buitendijkse gebieden.

De Gouwzee vormt een afgescheiden beschut binnenwater. De vooruitgestoken punt met daarop de karakteristieke vuurtoren ‘t Paard vormt de overgang van het IJmeer naar het Markermeer. Volendam is goed herkenbaar aan zijn kerktoren en de lichtmasten van het veld van de IJsselmeervogels. Vanaf de zuidelijke dijk van de Gouwzee is er ook goed zicht op de silhouetten van historische kernen Volendam en Marken.

Vervolgens wordt de invloed van de aanwezigheid van de MRA steeds meer manifest, met hoge torens van Almere en Amsterdam Amstel op de achtergrond. Hier slingert de Markermeerdijk rond voormalige kreken en dijkdoorbraken. Vaak is er aan twee kanten water.

Het Vuurtoreneiland vormt de ingang tot het IJ, met aan de zuidzijde de appartementencomplexen van IJburg en aan de noordzijde de karakteristieke lintbebouwing van Durgerdam. De polder IJdoorn is een buitendijkse open polder.

Aan de overzijde liggen de Diemer Vijfhoek en de Baai van Ballast buitendijks, ze hebben beplanting net als enkele recreatie-eilanden voor de kust. Muiden is herkenbaar aan het silhouet van het Muiderslot, en Muiderberg aan de kenmerkende kerktoren zonder spits. De bossen van Het Gooi vormen de achtergrond. Op de tweede linie is hier de boog van de spoorbrug over de A1 recentelijk aan toegevoegd.

Aan de overzijde vormen de windturbines van Pampushoek op Flevoland een herkenningspunt, Almere Muiderzand heeft twee grote appartemententorens. In de Flevopolders bepalen, op de tweede linie, ook het silhouet van woontorens in Almere Stad, de vele polderbossen en de vele windturbines de waterruimte. In het oude landschap is het beeld van deze tweede linie gevarieerder.

Forteiland Pampus ligt als kleine welving in het IJmeer. De drie forten van De Stelling van Amsterdam (Pampus, Westbatterij en Vuurtoreneiland) hebben zichtlijnen naar elkaar, waardoor ze elkaar met geschut konden ondersteunen.

Gooimeer
Het Gooimeer is een langgerekt besloten meer tussen de kust van Het Gooi en Flevoland. De Hollandse Brug en de Stichtse Brug met hun hoogopgaande toeritten begrenzen het Gooimeer aan west- en oostzijde. De kusten liggen hier op korte afstand van nog geen twee kilometer van elkaar.

Ook hier bepalen de elementen van de tweede linie het silhouet van de kusten. Aan de noordkant de bossen en bebouwing van Almere Haven, Overgooi en verderop Almere Stad. Aan de zuidkant is dit een mix van historische bebouwing en nieuwe elementen als de bebording en verlichting van de A1 en recente ontwikkelingen zoals bijvoorbeeld bij Naarderbos.

Ruimtelijke dragers

IJsselmeer
De Afsluitdijk, de Wieringermeerdijk en de Westfriese Omringdijk zijn de historisch ruimtelijke dragers. De Afsluitdijk vormt een strakke lijn in de leegte (zie structuur Waddenkust). Enkele kilometers ten zuiden van Den Oever toont een kleine bocht in de Wieringermeerdijk de locatie waar de dijk in de Tweede Wereldoorlog is opgeblazen door de Duitse bezetter. Gemaal Lely markeert de grens tussen de Wieringermeer en West-Friesland.

Markermeer/IJmeer
De Houtribdijk scheidt Markermeer van het IJsselmeer aan de noordzijde en loopt met een gebogen lijn over de ondiepten van het Enkhuizerzand. Een kommavormig schiereiland zorgt voor beschutting van het sluizencomplex van Enkhuizen.

Het Markermeer/IJmeer wordt begrensd door historische, kleinschalige en kronkelende dijken aan de Noord-Hollandse zijde en de rechte, brede dijken van Flevopolders aan de overzijde.

Vanaf de Beemsteruitwatering boven Schardam tot aan de Broekerhaven in Enkhuizen is de zuidelijke Westfriese Omringdijk de drager van het kustlandschap. Bij het industrieterrein Schelphoek is de dijk door water gescheiden van het industriegebied. In Hoorn verdwijnt de dijk in de stad en de havens. Aan de zuidwestzijde van Hoorn is de dijk manifest tot Schardam. Bij Schardam ligt een stuk dijk dat het zetstuk vormt tussen Westfriese Omringdijk en de IJsselmeerdijk. Hier watert het boezemwater van de Beemster uit. Er staan een aantal gemalen langs de dijk.

Tot Edam is het historisch karakter van de dijk bewaard gebleven. De dijk heeft een sterke relatie met het achterliggende landschap. Bij Edam stulpt de dijk weer landinwaarts, vroeger tot de dam en nu tot de sluis. Bij de nieuwbouw van Volendam/Edam is de dijk vrijgehouden en vervolgens in het dorp opgenomen als kern van de haven.

De Hogedijk vormt vanaf Volendam aan de noordzijde van de Gouwzee de voormalige dijk van de Purmer. In Monnickendam loopt het dijktracé door de kern. Vanaf het Galgeriet loopt de dijk naar dijkdorp Uitdam. Bij de vluchthaven De Nes loopt de verbindingsdam naar Marken. Aan de noordzijde van het eiland beschermd een dijk de Gouwzee.

De Diemerzeedijk vormt het verlengde van de zuidelijke IJdijk waar de Dam van Amsterdam onderdeel van uitmaakt. Het Amsterdam-Rijnkanaal heeft de Diemerzeedijk losgeknipt. Vanaf Camping Zeeburg is de oude Diemerzeedijk herkenbaar om vervolgens bij IJburg te verdwijnen in de sanering van het Diemerpark. Vanaf de Diem tot de verhoging van Muiderberg is de voormalige Zuiderzeedijk in het historisch profiel zichtbaar.

In Muiden buigt de zeewering naar binnen ter plaatse van de grote zeesluis. Het Muiderslot werd onbereikbaar gemaakt door de dijk als een stenen dam uit te voeren en te voorzien van een beer, een versperring die het de vijand onmogelijk maakt over de dam te lopen. Verder naar het westen liggen op de dijk tankversperringen van latere oorsprong. De dijk wordt begeleid door groepen essen en kleine strandjes. De Diemerzeedijk is vanaf het fort aan de Diem tot de Westbatterij in Muiden onderdeel van De Stelling van Amsterdam.

Gooimeer
Op het Gooimeer is de overkant steeds nadrukkelijk zichtbaar. Door de aanwezigheid van de stuwwal heeft het Gooimeer een in de lengte gebogen vorm.

In Muiderberg loopt het Waterkeringpad op het oude dijktracé. Het verloop van de dijk is grillig; de dijk is om enkele kolken van dijkdoorbraken gelegd. Tot Naarden zijn meer van deze wielen. De dijk is verdwenen onder de infrastructuurbundel naar Almere en half opgenomen in de golfbanen van het Naarderbos. Dichterbij Naarden is de dijk weer herkenbaar als heldere structuur, maar is opgeknipt ter hoogte van de jachthaven en de A1.

De waterkering loopt door de Vesting Naarden (stenen beren) en verdwijnt als Oostdijk in Het Gooi. Aan de oostkant van Huizen ligt de Gooise Zomerkade die de hooilanden (De Kampen) beschermde. Een deel is opgenomen in het stedelijk gebied. Op de grens met Eemland ligt de dijk langs de Gooyersgracht.

Dynamiek

Met de Afsluitdijk veranderde de brakke Zuiderzee in het zoete IJsselmeer. In het slibrijke zuidelijk deel, het Markermeer, ging vanaf de jaren zestig de waterkwaliteit sterk achteruit door eutrofiëring (toename voedselrijkdom). Daarnaast maakt het aanwezige (en steeds weer opgewoelde) slib het water troebel, wat een negatieve invloed heeft op het ecosysteem.

Het ecologisch belang van het gehele IJsselmeergebied heeft ertoe geleid dat het gebied zowel in het Nationaal Natuurnetwerk (NNN) als de Europese Natura 2000-netwerk is opgenomen (habitat- en vogelrichtlijngebied). Om de instandhoudingsverplichtingen vanuit de Natura 2000-wetgeving te halen en om de effecten van toekomstige verstedelijking en andere ontwikkelingen (recreatie, infrastructuur) op te vangen bouwt men vanaf 2009 bij het Markermeer/IJmeer aan een Toekomstbestendig Ecologisch Systeem (TBES). Met luwtemaatregelen, baggeren en natuurlijke oevervegetaties vindt versterking van de ecologische kwaliteit plaats. De Marker Wadden passen in het TBES. Dit voorinvesteren in natuurontwikkeling noemt men de adaptieve aanpak.

Het Markermeer en met name het IJmeer staat onder de druk van ontwikkelingen in de MRA. Waar de kust eerst alleen de rand van het land vormde en de dijken de bescherming tegen het water, zijn beide nu aantrekkelijke gebieden waar veel mensen willen wonen, werken en recreëren. De visuele invloed van stedelijke bebouwing neemt daardoor toe. Vanaf 2018 volgt de ontwikkeling van IJburg II met 6.500 woningen en ook de ontwikkeling van het Zeeburgereiland zal te zien zijn vanaf het IJmeer. In Almere is een schaalsprong voorzien waarbij mogelijk buitendijkse locaties ontwikkeld zullen gaan worden.

IJsselmeer, Markermeer en het IJmeer vervullen een steeds grotere rol voor de recreatie. De proefpolder bij Andijk werd ingericht als recreatiepark en de Koopmanspolder als natuurgebied en proeftuin voor het waterbeheer van de toekomst. In Enkhuizen wordt het Enkhuizer Zand herontwikkeld. Bij Volendam en Uitdam werden recent grote recreatieparken gerealiseerd. In de Visie Waterrecreatie (2016) van de provincie Noord-Holland is de ambitie vastgelegd het IJsselmeergebied te ontwikkelen als aantrekkelijk samenhangend waterrecreatiegebied. Daarbij is ruimte voor zowel grotere typen pleziervaart zoals sloepen. Het plan is het recreatieaanbod te verbreden met arrangementen, vaarbestemmingen, recreatief personenvervoer, durfsports en kitesurflocaties.

Bij natuur- en waterveiligheidsmaatregelen wordt gekeken naar mogelijkheden voor uitbreiding van de recreatieve beleving. Bij de jachthaven Naarden is een nieuwe vaarverbinding naar de Naardertrekvaart geprojecteerd om kleinere schepen een veilige binnendoor-route te bieden en Naarden te ontsluiten voor sloepen.

Momenteel vindt ten behoeve van de waterveiligheid versterking van de Markermeerdijken en de Houtribdijk plaats. Als gevolg van ‘scheefstand’ (de stuwing van water door de wind) kan het water langdurig tegen de dijk staan. Hierdoor kunnen de dijken verzadigd raken en daardoor instabiel worden. De aanpak van beide dijksystemen gebeurt per dijksegmentmet een ‘zachte’ versterking van vooroevers en zandbanken. De maatregelen zijn van invloed op het historische dijktracé, delen de dijk worden afgegraven en verplaatst. Voor de maatregelen aan de dijken is het Kader Ruimtelijke Kwaliteit Markermeerdijken (2014) opgesteld.

Aan de oostzijde van het IJsselmeergebied, in andere provincies, zijn diverse locaties voor windenergie voorzien. De capaciteit van de lijnopstellingen langs de Noordoostpolder zijn recent vergroot en voor de kust van Makkum is een windpark gepland voor 89 windturbines.

Het totale IJsselmeergebied staat daarnaast (opnieuw) voor grote ruimtelijke inrichtingsvraagstukken, onder meer op het vlak van duurzame energieproductie, waterveiligheid, zoetwatervoorziening, klimaatadaptatie, natuurontwikkeling, ecologische revitalisatie, recreatie en woningbouw. Al die ontwikkelingen moeten gepaard gaan met behoud en versterking van de bestaande ruimtelijke kwaliteit.

Een aantrekkelijk IJsselmeergebied – met zijn weidsheid, natuur en rijke historie – draagt bij aan het vestigingsklimaat en de leefbaarheid in de aangrenzende metropolitane regio’s. Daarom heeft het Rijk het initiatief genomen om een richtinggevende Gebiedsagenda IJsselmeergebied voor 2050 te maken. Vanuit de Van Eesteren leerstoel (TU Delft, 2017) is ontwerpend onderzoek gedaan naar de ruimtelijke kenmerken van het IJsselmeergebied. De aanbevelingen zijn samengevat in tien Gouden regels voor ruimtelijke ingrepen in het gebied.
Voor het Markermeer–IJmeer is een samenwerkingsverband tussen de betrokken overheden opgericht waarbij kennis en visies gedeeld worden om te komen tot een toekomstbestendig Markermeer-IJmeer.

De Westfriese Omringdijk en de Zuiderzeedijken tussen Schardam en Huizen hebben de beschermde status van provinciaal monument. De klifkust van Het Gooi is aardkundig monument. De Stelling van Amsterdam is UNESCO Werelderfgoed. Het landschap van het eiland Marken met de werven evenals gedeelten van de steden Hoorn, Enkhuizen, Medemblik en een gedeelte van Durgerdam zijn beschermd dorps- of stadsgezicht (Rijk).

IJsselmeerkust

Ambities en Ontwikkelprincipes

De algemene ambitie is om ruimtelijke ontwikkelingen:

  • bij te laten dragen aan het zichtbaar en herkenbaar houden van de landschappelijke karakteristiek
  • bij te laten dragen aan het versterken van (de beleving van) openheid en
  • helder te positioneren ten opzichte van de ruimtelijke dragers.

Onderstaande ambities en de bijbehorende ontwikkelprincipes zijn vertrekpunt bij het streven naar ruimtelijke kwaliteit.

De ambities en ontwikkelprincipes zijn onder andere gebaseerd op de 10 Gouden regels voor het IJsselmeergebied (Van Eesteren leerstoel – Frits Palmboom, 2017), Verkenning Markermeer-IJmeer samenhang projecten (Provinciaal Adviseur Ruimtelijke Kwaliteit (PARK) Noord-Holland, 2017) en Kader Ruimtelijke Kwaliteit Dijkversterking Hoorn-Amsterdam (provincie Noord-Holland en hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, 2014).

Op projecten waarvoor op het moment van inwerkingtreding van deze Leidraad al een ontwerpbesluit ter inzage heeft gelegen, geldt een overgangsregeling, zie verder de informatie onder ‘Juridische doorwerking van de leidraad’.

 

1. Het IJsselmeer en Markermeer vormen een gezamenlijke ruimte

De toekomstige ontwikkeling van het IJsselmeer vraagt om een gezamenlijke benadering, met gedeelde verantwoordelijkheden, waarbij ruimtelijke ontwikkelingen vanuit een visie op het geheel worden aangepakt.

 

Ruimtelijke kwaliteit is gebaat bij:

  • beschouwing van het IJsselmeergebied als één ongedeelde ruimte.
    De Houtribdijk scheidt weliswaar het Markermeer van het IJsselmeer, maar van origine vormden beide de Zuiderzee.
    > Benader Markermeer en IJsselmeer als één ongedeeld geheel.
  • beschouwing van de kust als zone, niet als lijn.
    De kust is meer dan de dijk alleen. Voorland en achterland horen bij elkaar en beïnvloeden elkaar.
    > Combineer in de kustzone eisen voor waterveiligheid met kansen voor ecologie, energiewinning, recreatie en toerisme.
    > Lever maatwerk, afgestemd op de landschappelijke karakteristiek van de kusten.
  • het hanteren van het contrast tussen oude en nieuwe kusten als ordeningsprincipe.
    > Behandel de grillige (bijvoorbeeld Waterland) en de strakke kusten (bijvoorbeeld Wieringermeer) ieder op een eigen manier. Ga uit van de karakterverschillen tussen historische kusten en nieuwere kusten: kronkelig versus rechtlijnig, steil talud versus breed talud, voorlanden versus scherpe grens, ligging van de weg op of achter de dijk.
    > Gebruik dit ordeningsprincipe ook als afwegingskader voor grootschalige ingrepen, bijvoorbeeld ten behoeve van energieproductie.
    > Zorg dat ruimtelijke toevoegingen het dijkverloop langs grillige historische kusten de bijzondere plekken articuleren en verfijnen. Een enkel eiland, baken of mast past daarbij, maar grootschalige lijnopstellingen van windmolens of rechte dijktrajecten passen daar niet bij.

 

  • behoud van de grote open maten van het water.
    > Houd de lengteassen van het grote open water open. Ze ‘dragen’ de ervaring van openheid van het IJsselmeer en Markermeer.
    > Behandel de dammen zoals de Afsluitdijk en de Houtribdijk in ruimtelijk opzicht als lijnen door het water en niet als scheidslijnen tussen compartimenten. Vermijd obstakels en hoge ruimtelijke accenten zoals windturbines langs de dammen.
    Zorg voor een helder contrast tussen de dijk enerzijds en de vooroevers en de eilanden voor de kust anderzijds.
    > Ga bewust om met de ruimtelijke invloed van windturbineparken en hoge gebouwde elementen op de maat en schaal van het IJsselmeer en het Markermeer. Houd er rekening mee, dat elementen met een zeer grote maat, zoals windturbines, de beleving van de maat van een open ruimte beïnvloeden. Beleving van de ruimte betreft meer dan alleen de vraag of iets zichtbaar is of niet.
  • versterking van de (recreatieve) beleving.
    > Zorg waar dit mogelijk is voor een wandel- of fietspad op de kruin van de dijk. Het biedt unieke panorama’s naar twee kanten (‘Hollandse bergkam’).
    > Creëer mogelijkheden voor recreatieve ommetjes waarbij dijk en achterland met elkaar verbonden worden.
    > Zorg dat recreanten op plekken op en langs de dijk kunnen ‘landen’ met goed vormgegeven uitzichtplekken. Streef daarbij naar sober, maar zorgvuldig vormgegeven elementen (‘aanleidingen’) die passen bij de maat en schaal en het stoere karakter van dijken.
    > Zorg voor continuïteit en ruimtelijke logica van de routes vanuit het stedelijk gebied of achterland naar de kust- en dijkzone en beperk zo het aantal informatieborden en richtingaanwijzers.

 

  • gebruik van de diversiteit van het (onder)waterlandschap (kans).
    Speel in op verschillen in de ondergrond. Het IJsselmeer is relatief diep, dynamisch en helder, het Markermeer is relatief ondiep en luw (kans).
    Gebruik de ondiepe en luwere delen bij de grillige kusten voor verzachting van de landschappelijke overgangen. Dit schept mogelijkheden voor ecologie en kleinschalig recreatief gebruik (kans).

2. Elk deelgebied heeft zijn eigen karakteristiek

De structuur IJsselmeerkust bestaat uit de kusten van respectievelijk IJsselmeer, Markermeer/IJmeer en Gooimeer.

 

IJsselmeer

 

Ruimtelijke kwaliteit is gebaat bij:

  • het creëren van een gevarieerd kustlandschap waarin de ontstaansgeschiedenis afleesbaar blijft.
    > Versterk de functionele samenhang en de beleving rond Den Oever tussen Waddendijk, haven, Kop Afsluitdijk, Zuiderhaven, Robbenoordbos en Dijkgatbos (zie structuur Waddenkust) (kans).

 

> De Wieringermeerdijk verandert van achterkant van een agrarisch landschap in een nieuwe Noord-Hollandse kust en experimentenzone. Bouw hierbij voort op de recreatieve betekenis van Medemblik en Den Oever/Afsluitdijk (zie ook ensemble Wieringen/Wieringermeer).
Experimenten als achteroeverontwikkeling kunnen hier dienen als motor voor verandering. Zet in op het realiseren van een aantrekkelijke mix van bijvoorbeeld nieuwe teelten, (nieuwe) energie en recreatie (kans).
> Behoud het zicht op het water vanaf de Westfriese Omringdijk (zie structuur Westfriese Omringdijk).

Markermeer–IJmeer

 

Het beeld van het Markermeer-IJmeer is in transitie. Van een ‘bevaarbaar waterreservoir’ verandert het in een gevarieerd waterlandschap met grote natuurlijke kwaliteiten, omringd door een ‘zachte’ kustzone met daarin overgangen van dynamiek naar luwte, ondiep naar diep, recreatie naar natuur, van stad naar onbegrensde open ruimte.

 

Ruimtelijke kwaliteit is gebaat bij:

  • het creëren van een gevarieerd kustlandschap om een centrale open ruimte.
    > Zorg dat alle ruimtelijke ontwikkelingen bijdragen aan bovengenoemde transitie. In de vormgeving mag afleesbaar zijn welke ingrepen nieuw zijn en welke historisch.
    > Laat eventuele woningbouw bijdragen aan de karakteristieke vormen van ‘wonen aan het meer’ en voorkom standaard woningbouwoplossingen.

 

  • het toevoegen van extra kwaliteit bij luwtemaatregelen aan de westzijde van het Markermeer.
    > Geef de luwtemaatregelen zodanig vorm dat ze een kwaliteit toevoegen, bijvoorbeeld doordat ze een tussenmaat introduceren (zoals die van de Gouwzee). Minimaliseer de ruimtelijke impact van de luwtemaatregelen (geen hoge dijk eromheen, geen beplanting). De luwtemaatregelen moeten bij voorkeur ook recreatief gebruik mogelijk maken, bijvoorbeeld als aantrekkelijke vaarbestemming.

 

  • behoud van de karakteristieke silhouetten.
    > Behoud het herkenbare silhouet van de Zuiderzeestadjes (Muiden, Edam) en -dorpen (Volendam, Marken, Durgerdam). Verbeter bij Volendam en Monnikendam (Galgriet, Hemmeland) de samenhang tussen bebouwing, openbare ruimte en het water.
    > Houd Marken als eiland herkenbaar door het contrast te behouden tussen de dammen en het voormalig eiland.

 

  • het behouden van de dijk als monumentale drager van functies in het kustlandschap.
    > Houd het geheel eigen, uitgesproken, maar ook breekbare karakter van de Markermeerdijk Hoorn-Amsterdam als cultuurhistorische waarde in stand.
    > Dijken zijn dynamische landschapselementen: ze zijn en worden voortdurend aangepast aan nieuwe eisen en ontworpen met steeds evoluerende technieken. Het is zaak heldere oplossingen met nieuwe kwaliteiten te creëren over een zekere lengte, die recht doen aan het monumentale karakter van de dijk.
    > Bij dijkversterking geldt een sterke voorkeur voor eenheid in de wijze van versterken voor samenhangende dijkdelen. In het Kader Ruimtelijke Kwaliteit Dijkversterking Hoorn-Amsterdam zijn dit de ‘consistente eenheden’ genoemd (Hoornse Hop, Kogenland, Zeevang, Gouwzee en Waterlandse Zeedijk).
    > Houd de kruin van de dijk herkenbaar in relatie tot bredere en flauwere bermen die noodzakelijk zijn voor dijkversterking.
    > Situeer geen nieuwe bebouwing buiten de bestaande dijkdorpen en bebouwde erven direct aan de dijk, zodat de dijk vanaf landzijde vrij in het zicht blijft.
    > Bewaar, indien mogelijk, de directe relatie tussen de dorpen en het water, zoals bij Durgerdam en Uitdam.
  • behoud van de kwaliteit van de historische Diemerzeedijk.
    De Diemerzeedijk loopt ver door in het stedelijk gebied. De kwaliteit zit in het historisch kleinschalige en slingerende karakter van de dijk in contrast met de stedelijke functies. Versterking van dit karakter stelt beperkingen aan de recreatieve capaciteit.
    > Stimuleer kleinschalige recreatieve voorzieningen in de kustzone. Gebruik hierbij de vormentaal die is ontwikkeld voor de ‘Natuurboulevard’.
    > De onderdelen van de Diemerzeedijk die deel uitmaken van De Stelling van Amsterdam verdienen een zorgvuldige behandeling van dijk en dijklandschap. Voor de forten en andere bebouwing geldt ‘behoud door ontwikkeling’ (zie Structuur Stelling van Amsterdam/Nieuwe Hollandse Waterlinie).
    > Ga tussen Muiden en Muiderberg zorgvuldig om met het historische karakter en de kleine strandjes met essen langs de dijk.
    > Breng het badplaatskarakter terug in Muiderberg. Wees zuinig op de historische elementen zoals stranden en steigers (kans).

Gooimeer

 

Het Gooimeer wordt ingekaderd door de Hollandse brug en de Stichtse brug. De Zuiderzeedijk is opgeknipt door infrastructuur en het Gooimeer ligt verscholen achter ontwikkelingen op vooroevers.

 

Ruimtelijke kwaliteit is gebaat bij:

  • herstel van het cultuurhistorisch karakter van de Zuiderzeedijk bij ruimtelijke ontwikkelingen.
    > Sluit bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen langs de kust (routes, havens, etc.) aan bij de vormgevingsprincipes en de vormentaal die is ontwikkeld voor de ‘Natuurboulevard’.
    > Versterk de continuïteit van de route van de voormalige Zuiderzeedijk ter hoogte van het Naarderbos. Maak het verloop van de cultuurhistorische dijk meer zichtbaar (kans).
  • versterking van de ruimtelijke opbouw.
    > Versterk de verschillen tussen oud en nieuw land. Behandel de Gooimeerkust als een doorlopende kustlijn. Versterk de lengtewerking van het meer.
    > Voorkom dat het Gooimeer aan de uiteinden ruimtelijk afsloten wordt. Zorg dat de brughoofden van de Hollandse en de Stichtse brug zich onderscheiden van de kusten. Wees terughoudend ten aanzien van bebouwing langs de brughoofden en houd de beplanting laag.
    > Zorg ervoor dat de openbare toegankelijkheid van de kust gegarandeerd blijft bij de ontwikkeling van ‘waterfronten’.

 

Scroll down Back to top