Prachtlandschap Noord-Holland!
Leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018

Stolpenstructuren

Context

In het Noord-Hollandse landschap is de stolpboerderij het meest kenmerkende gebouwtype en een belangrijke identiteitsdrager. In het open en weidse landschap vormen de reeksen stolpboerderijen met hun hoge piramidevormige daken en monumentale silhouetten ruimtelijke structuren. Maar ook op het schaalniveau van buurt en straat vormen ze vaak belangrijke ijkpunten in het bebouwingsbeeld vanwege de kenmerkende vorm, de specifieke gebouwonderdelen en – als het behouden is gebleven – het kenmerkende erf. Door hun streekgebonden erfinrichting, de beplanting in samenhang met de lokale landschapsstructuur en de kenmerkende gevelindeling vertellen stolpen het verhaal van de Noord-Hollandse agrarische geschiedenis. En ze vertellen het verhaal van de Noord-Hollandse dorpen, steden en het cultuurlandschap. Buiten de provincie komt de stolpboerderij maar op enkele plekken, en in een afgeleide vorm, voor.

 

Twisk - Dorpsweg © Theo Baart

Ontstaansgeschiedenis

De stolp kent een lange geschiedenis die begint bij de Friese Langhuisboerderij, een type dat al in de bronstijd voorkwam. In deze boerderijvorm leefden mens en dier naast elkaar. Dit type boerderij kwam voornamelijk voor in het Waddengebied en het noordelijke Zuiderzeegebied. Vanuit het Friese Langhuis ontstond in Noord-Holland (Waterland) de hooihuisboerderij, waar langhuis, stallen en hooihuis (kapberg) in een lijn aan elkaar werden vast gebouwd. Uit het hooihuis ontwikkelde zich de stolpvorm.

De stolpvorm voor agrarische bebouwing kreeg vanaf eind 16e eeuw een vervolg met onder andere de Westfriese stolp. Vanaf de eerste droogmakerijen in het begin van de 17e eeuw ontstond ook de veelal grotere Noord-Hollandse normaalstolp. Het dak van de Noord-Hollandse stolp, uitlopend in bijna een punt, is karakteristiek en beeldbepalend. De stolpen worden daarom ook wel ‘de piramides van de polder’ genoemd.

Beelden afkomstig uit ‘De landelijke bouwkunst in Hollands Noorderkwartier’, L.Brandts Buys, SHBO Arnhem, 1974/1999

 

Vaak stonden de stolpen in reeksen in het landschap. De wijze waarop de stolp werd ingepast in het landschap was afhankelijk van de kenmerken van de ondergrond en het type landschap waarin de stolpen verrezen. De reeksen stolpen hadden een afwisselend karakter en volgden vaak bestaande landschappelijke structuren. Zo bouwde men in West-Friesland de stolpen vooral op de hogere kreekruggen. In de aandijkingen en droogmakerijen ontstonden reeksen van stolpen langs de ringvaarten en de rechte polderwegen of kanalen. Op Texel bouwde men verspreid in het landschap kleine stolpen, onder andere op en rond de Hoge Berg en het Oude land. Deze zogenaamde (schapen)boeten waren kleinere opslagruimten met drie schuine dakvlakken en aan de luwe oostzijde een hoger opgetrokken rechte gevel. Ze dienden als hooiopslag en gaven de schapen beschutting tegen de wind.

De Heerlykhyd van Castricum, 1737, I. Rollerus (imagebase)
Topografische kaart Beemster 1930 - stolpen aan de polderlinten

Stolpenstructuren – de selectie

In het Noord-Hollandse landschap komen samenhangende reeksen van stolpen voor. Daar waar de samenhang met het landschap nog helder is en ze beeldbepalend zijn voor het landschap nemen we ze in deze Leidraad op als stolpenstructuren. De reden om stolpenstructuren aan te wijzen ligt in het provinciaal belang de stolpenstructuren te bewaren in hun kenmerkende landschapstype, in relatie tot elkaar en in relatie tot de structurerende ruimtelijke dragers. Het benoemen van stolpenstructuren betekent niet dat individuele stolpen buiten deze stolpstructuren geen waarde hebben. Net als binnen de stolpenstructuren staan ook hier cultuurhistorisch waardevolle stolpboerderijen die het landschap verrijken. Objectbescherming valt echter buiten de scope van deze Leidraad.

 

Bij het benoemen van structuur (lint, dijk, weg of vaart) als stolpenstructuur zijn de volgende criteria gehanteerd:

  • binnen de structuur heerst een duidelijke samenhang tussen stolp, erf en landschap (openheid) en de structuur is manifest in het landschap aanwezig;
  • stolpen domineren het beeld in de structuur, vanaf de ene stolp is altijd zicht op een andere, en er bevinden zich minimaal zes stolpen in de structuur;
  • de stolpenstructuur heeft een relatie met een goed afleesbare historische structuurlijn.
Zandpolder © Theo Baart
Kernwaarden in de structuur en overzichtskaart

Binnen deze provinciale structuur zijn zes typen stolpenstructuren te onderscheiden. Deze worden hiernaast per type beschreven aan de hand van drie provinciale kernwaarden:

  • de landschappelijke karakteristiek: de landschapstypen en de belangrijkste kenmerken van deze landschappen.
  • openheid en ruimtebeleving: de beleving van de vrije open ruimte, de horizon en de oriëntatiepunten.
  • de ruimtelijke dragers: de driedimensionale structuren en lijnen die in het (vlakke) landschap het beeld bepalen en begrenzen.
    Denk hierbij aan bebouwingslinten, bomenlanen en dijken.

 

Overzichtskaart
klik voor grotere afbeelding

Er zijn zes typen stolpenstructuren te onderscheiden. Hieronder staat per type de landschappelijke karakteristiek, de openheid en de relatie tot de ruimtelijke dragers beschreven.

Stolpenzwermen (keileemlandschap)

Op Texel en het voormalige eiland Wieringen zijn de stolpen over de hoger gelegen delen van het landschap heen ‘gestrooid’. Naast de ook elders voorkomende Noord-Hollandse en Westfriese stolpen, kennen Texel en Wieringen een eigen stolpvariant die nergens anders voorkomt. Zo heeft Texel de schapenboet, een klein type stolp met een hoge, houten gevel tegenover de overheersende windrichting, die fungeert als hooiopslag en schuilhok voor schapen in de winter. Op Wieringen staat nog een aantal stolpen van het Wieringer stolpentype waarbij het dubbele vierkant van de stolpschuur haaks op het langhuis is geplaatst en waarbij het dubbele vierkant aan de lange zijde met een hoge houten gevel is afgetimmerd (skuurskot).

Landschappelijke karakteristiek

Schapenboeten staan vooral op de keileembult van Texel. Ze staan solitair in het open landschap en op gronden ver van de boerderij. Ze zijn niet door sloten en bomen in het landschap verankerd zoals de meeste Noord-Hollandse stolpenstructuren. De boet staat ‘met de kont in de wind’ naar het westen gericht. De hoge kant ligt in de luwte en dient als beschutting voor het wolvee. Samen met tuunwallen (aarden walletjes van plaggen) en drinkkolken typeren ze het karakteristieke landschap van de schapenhouderij.

De Wieringer stolpboerderijen staan in de hoger gelegen delen van het eiland. Ze staan soms schots en scheef ten opzichte van de weg; soms met hun voorgevel of zijgevel aan de weg en soms van de weg af. Het skuurskot is zo georiënteerd dat de wind er het minst vat op heeft.

Openheid en ruimtebeleving

De schapenboeten staan vrij in het veld en zijn daardoor van ver af zichtbaar. Ook de andere stolpboerderijen hebben weinig beplanting rondom en domineren het open landschap in het Texelse buitengebied.

De Wieringer stolpen staan in veel kleinschaliger, meestal hoger gelegen delen van het landschap. Hier zijn de wegen kronkelig, is er meer wegbeplanting en veel meer erfbeplanting. Vooral langs de Stroeërweg domineren de stolpen het beeld.

Ruimtelijke dragers

Op Texel en Wieringen is nauwelijks sprake van historische lijnen waarlangs boeten en stolpen zijn gebouwd. Op de pleistocene kern van Texel was de beschikbaarheid van zoet water een bepalende factor en in de oude polders waren de stolpenstructuren veelal gesitueerd langs polderwegen zoals de Westerweg. Ook staan ze rond de dorpen en op de rand van het keileemgebied (de Hoge Berg).

 

Schapenboet bij de Hoge Berg
Linten langs de Binnenduinrand (strandwallen- en strandvlaktenlandschap)

De stolpboerderijen staan op de hoger gelegen zandige stroken land tegen de jonge duinen aan. In het zuidelijk deel van Noord-Kennemerland komen niet veel stolpen voor. De meeste staan daar in linten van diverse bebouwing, waarbinnen ze geen hoofdrol spelen. Verreweg het meest bijzondere is het lint van de Heereweg tussen Schoorl en Camperduin, met veel karakteristieke en goed bewaarde stolpen, waarvan de meeste geen agrarische functie meer hebben. Een ander duinrandlint ligt bij De Koog op Texel. Bij Castricum vormt de Breedeweg een klein zandlint met stolpen. In Bergen ligt een tiental stolpen op de zuidoostelijke strandwal (haakwal) van Zanegeest en Baakmeergeest.

Landschappelijke karakteristiek

Het patroon van de stolpenstructuren wordt geheel bepaald door de hooggelegen, noord-zuid-lopende strandwallen en duinranden, en liggen aan de doorgaande wegen, zoals de Heereweg.

Het stolpenlint tussen Schoorl en Camperduin ligt op de scherpe overgang van de beboste hogere duinen naar de langzaam aflopende open geestgronden en vervolgens de lagergelegen polder. Stolpen staan aan beide kanten van de weg en zijn in de loop der tijd steeds verder ingebouwd. In tegenstelling tot de meeste andere stolpenstructuren zijn binnen de duinrandlinten de stolpen en hun erven niet door sloten en bomen in het landschap verankerd. De erven worden gemarkeerd door lage erfafscheidingen, vaak hagen die direct langs de weg staan.

Openheid en ruimtebeleving

Kenmerkend voor de duinrandstolpstructuren is de geslotenheid aan de duinkant en de openheid naar de polder toe. Dit contrast in ruimtebeleving – heel sterk bij Schoorl – is uniek in Noord-Holland. Via het erf van de stolpen is hier en daar vrij uitzicht op de polder. Juist om het sterke contrast te ervaren zijn deze doorzichten van groot belang.

Ruimtelijke dragers

Stolpstructuren in de duinrand liggen allemaal langs historische structuurlijnen (zoals de Heereweg en de Breedeweg) en met de duinrand verbonden, laat-middeleeuwse dijken.

 

Breedeweg Castricum, hagen als erfafscheiding
Polderlinten (droogmakerijen- en aandijkingenlandschap)

Stolpenstructuren aan rechtlijnige wegen in de droogmakerijen weerspiegelen het oorspronkelijke beeld van de polder vaak goed, omdat veel van de stolpen nog steeds een agrarische functie hebben. Stolpboerderijen staan op de kop van de agrarische erven, veelal langs de kaarsrechte wegen. Karakteristiek zijn de grote piramidevormige kappen die tussen de bomen door schemeren of boven de boomkruinen uitsteken. In de Zijpe, de Wieringerwaard, de Beemster, de Schermer, de Wormer, de Purmer, de Bennemeer, de Wogmeer, de Baarsdorpermeer en de Heerhugowaard zijn polderlinten als stolpenstructuren te vinden.

Landschappelijke karakteristiek

Voor iedere droogmakerij is een eigen, rationeel ontwerp gemaakt. Stolpen staan in de bouwzones langs de ontsluitingswegen en van origine aan de ringdijk. De stolp is hèt bouwtype voor de boerderij in de 17e eeuwse droogmakerijen. Er is een nauwe samenhang tussen stolp, erfindeling en kavel, met verschillen per droogmakerij. Erfsloten en laanbomen op het erf voegen zich naadloos in het slotenpatroon en de wegplanting van de grotere droogmakerijen. In de Schermer liggen erven met een dubbele sloot en windsingel rond de stolp.

Openheid en ruimtebeleving

De polderlinten laten een grote openheid zien met lange zichtlijnen. Stolpen zijn, buiten de kernen, heel prominent aanwezig. Ze bepalen het beeld binnen de polderlinten. De beplantingstructuur, bestaande uit loofhout, en heesters en vaak ook een boomgaard, staat op en rond de erven (laanbomen) en geeft vanaf de weg vaak een vrij zicht op de voorgevel. De kappen van de stolpen zijn daardoor van verre, vanaf de ringdijken en parallelwegen, goed te zien. Tussen de stolpen staat relatief weinig andere bebouwing die zich bovendien beperkt tot één bouwlaag met kap zoals de oude landarbeiders- en tuinderswoningen. Uitzondering hierop vormen de dorpen als Middenbeemster, Zuidschermer en Stompetoren.

Ruimtelijke dragers

De polderwegen, -vaarten en -dijken zijn de ruimtelijke dragers voor de stolpenstructuren.

De Eenhoorn in de Beemster
Westfriese linten (oude zeekleilandschap)

West-Friesland is het land van kilometerslange lintbebouwing met daarbinnen vaak prominent de stolpboerderijen. Die stolpen staan op de kop van langgerekte weidekavels. De Westfriese stolpenlinten liggen allen binnen de Westfriese Omringdijk. In het midden van West-Friesland, tussen Hoogwoud en Hauwert, zijn de stolpenlinten het best bewaard gebleven.

Landschappelijke karakteristiek

Het beeld van de Westfriese stolpenlinten is afwisselend, kleinschalig en idyllisch. De stolpen staan alleen aan de langgerekte gebogen linten, niet aan de dwarswegen. De linten liggen deels op de kreekruggen waar de veennederzettingen na bodemdaling naar toe verhuisden. Aan de linten op nog steeds herkenbare kreekruggen als De Weere, Zandwerven, Schellinkhout en Hauwert zijn de stolpen wat hoger gelegen dan de weg zelf. De stolpen staan vaak tussen andere, meer kleinschalige bebouwing in. Ze zijn naar de weg gericht, op de kop van een lange en smalle kavel, die meestal omgeven is door brede sloten. Achter de stolpen staan bijgebouwen, binnen het kavelpatroon.

Vaak bestond de inrichting van de openbare ruimte uit een weg en een wegsloot. Wegsloten in dorpslinten zijn na 1950 uit verkeersoogpunt vaak gedempt, maar in dorpen als Twisk en Abbekerk zijn deze nog aanwezig. Deze inrichting bepaalt de situering van de stolpen. Aan de wegzijde staat de bebouwing vaak dicht op de weg. Aan de slootzijde staat de bebouwing achter de sloot, op grotere afstand van de weg. De stolpen volgen de verkavelingsrichting: als deze schuin op de weg is, staan de voorgevels ook schuin op de weg, zoals bijvoorbeeld in Sijbekarspel en Twisk.

Twee linten zijn opvallend recht, ze zijn van andere oorsprong: Zwaagdijk is ontstaan langs een middeleeuwse dijk, de Langereis is ontstaan als (rechtgetrokken) afwateringskanaal van de Polder Heerhugowaard.

Openheid en ruimtebeleving

Westfriese stolpenlinten zijn veel kleinschaliger en meer divers dan de linten in de droogmakerijen. De linten verschillen onderling aanmerkelijk van karakter. De meeste linten zijn buiten de dorpskernen halfopen en in de dorpskern verdicht. Er is daardoor soms een minder directe zichtrelatie tussen de stolpen onderling of tussen stolp en landschap. De geselecteerde stolpenstructuren hebben (met uitzondering van het gebied tussen Obdam, Spanbroek en Wognum) steeds open landschap aan beide zijden van het lint, maar daar staat vrijwel altijd een opvallend hoge kwaliteit van stolpen en erven tegenover, met relatief meer beschermde monumenten en drie beschermde dorpsgezichten (Barsingerhorn, Kolhorn en Twisk).

Ruimtelijke dragers

De stolpstructuren staan aan historische linten die vaak al op kaarten van circa 1700 zijn afgebeeld. Sommige Westfriese dorpslinten zijn nauwelijks meer als structuren te herkennen doordat de wegsloten zijn gedempt, het straatprofiel is verbreed en vervlakt, er veel nieuwbouw tussen de stolpen is verschenen en stolpen zelf ingrijpend zijn vernieuwd of herbouwd. In de aangegeven stolpenstructuren is de samenhang tussen historisch lint, de erven en de stolp het best bewaard gebleven.

Dorpsweg Twisk
Veenlinten (veenpolderlandschap)

Veenlinten liggen in Waterland, de Zaanstreek en in Polder De Zeevang. Langgerekte, dicht bebouwde en beplante dorpslinten met daarbinnen stolpboerderijen doorsnijden het open veenweidegebied van de veenpolders. Typerend voor de veenlinten zijn de houten langhuisstolpen met hun langgerekte voorhuizen en houten hooihuizen achter op het erf.

Landschappelijke karakteristiek

In de veenlinten staan de stolpen vrijwel altijd in of bij de dorpen. De stolpen en bijgebouwen, zoals de hooihuizen, houten kapschuren en moderne stallen, liggen aan de ontginningsas en volgen de verkavelingsrichting. Als deze richting schuin op het lint is, staan de voorgevels ook schuin op de weg, zoals bijvoorbeeld in Assendelft. In tegenstelling tot de andere gebieden zijn de darsdeuren meestal niet in voor- of achtergevel gesitueerd maar in de zijgevel (vaarboerderijen). De erven van de stolpen zijn omgeven door opvallend brede sloten. Deze sluiten aan op de grillige, brede waterlopen van de veenpolder waardoor stolpen en erven zich naadloos voegen in het landschap. Typerend voor de veenlinten zijn de houten kapbergen (of kaakbergen) achter op de erven. Deze hebben als kern een vierkantsconstructie en worden ook wel onvolledige stolpen genoemd. Veel stolpen zijn bereikbaar via een toegangsbrug over de wegsloot en hebben een groen erf met dichte beplanting, oorspronkelijk als windbescherming.

Openheid en ruimtebeleving

Het slotenrijke weidelandschap rond de veenlinten is heel open. Het contrast met de sterk verdichte linten is daarom groot.

Tussen de stolpen staat veel andere bebouwing en de erven van de stolpen zijn vrij dicht beplant. Hierdoor zijn de stolpen niet dominant in het straatbeeld. Dit geldt in nog sterkere mate voor de houten stolpschuren en hooihuizen die achter op het erf liggen, waardoor ze niet opvallen vanaf de weg. Het stolpensilhouet, daarentegen, is goed te ervaren vanuit het open weidelandschap (met name in Holysloot, Watergang en Zuiderwoude).

Ruimtelijke dragers

De stolpenstructuren staan aan historische lijnen: wegen of vaarten.

Holysloot vanuit het landschap gezien
Dijklinten (dijkstructuren door Noord-Holland)

Dijken zijn opvallende, krachtige structuren in het Noord-Hollandse landschap. Stolpen die aan de dijk staan, zijn door hun lagere ligging aan de dijkvoet, ondergeschikt aan de dijk. Dijklinten zijn te vinden langs de Westfriese Omringdijk, een deel van de Noorder IJdijken en Noorder Zeedijken en een deel van de ringdijken van de Beemster en de Schermer.

Landschappelijke karakteristiek

Er zijn twee typen dijken met bebouwing van stolpen: ringdijken en voormalige zeedijken. De samenhang tussen dijk en stolpen verschilt per type. Langs de ringdijken van de Beemster en de Schermer loopt de ringvaart aan de ene kant parallel aan de dijk en staan stolpen aan de voet van de dijk aan de andere kant, meestal achter de teensloot van de dijk. Langs de Oostdijk van de Beemster staan laanbomen op de dijkkruin. Stolpen liggen aan de ‘dijkstoepen’, de weggetjes die schuin tegen de dijk oplopen, en vormen zo een karakteristiek beeld in de droogmakerijen. Bij de Westdijk van de Schermer zijn de dijkstoepen verwijderd en is een parallelweg aangelegd langs de ingekorte erven.

Openheid en ruimtebeleving

Dijklinten hebben een driedimensionale ruimtebeleving en verschillen daarmee van de andere stolpenstructuren in het overwegend vlakke landschap. Vanaf de dijken met de weg op de kruin is het uitzicht weids, de dijk is in het landschap zeer aanwezig. Stolpen zijn aan de dijk ondergeschikt en staan vaak ver uit elkaar. Maar juist door de openheid liggen de stolpen toch dominant in het landschap en zijn ze van verre zichtbaar, als ‘oases’ in het landschap.

Ruimtelijke dragers

Voor dijklinten is de dijkstructuur van het grootste belang; de stolpen ‘hangen’ immers aan de dijk. Langs alle dijken vond bebouwing van stolpen alleen plaats binnendijks aan de landzijde, dus aan de veilige kant. Stolpen kwamen altijd aan de voet van de dijk, bij de landerijen te liggen. De weg lag dan óf op de dijk, óf onderlangs, tussen de dijk en de stolpen in.

Oostdijk, De Beemster

Dynamiek

De stolpboerderij komt in heel Noord-Holland voor, maar voornamelijk boven het Noordzeekanaal. De stolp staat als gebouwtype in de gehele provincie onder druk: er zijn en worden nog steeds veel stolpen gesloopt en flink wat staan te koop of leeg, waardoor verval intreedt. Door toedoen van de agrarische schaalvergroting en de groeiende woningbehoefte in met name de Metropoolregio Amsterdam (MRA) zullen veel stolpen de komende jaren een herbestemming ondergaan en veel erven zullen transformeren. Van de ruim 10.000 stolpboerderijen in Noord-Holland in 1950 is het aantal tegenwoordig al bijna gehalveerd tot circa 5.500. Niet alle resterende stolpboerderijen zullen gered worden van de sloop. Ondanks de historische waarde van de stolpboerderij is slechts ongeveer tien procent van de stolpboerderijen beschermd als monument. Daarnaast kennen sommige gemeenten bescherming of een terugbouwverplichting na sloop via planologische regels.

De zichtbaarheid van de stolpen kan onder druk komen te staan door inpassing van andere (grootschalige) bebouwing aan de linten, herinrichting of verbreding van de weg en/of versterking van de dijk waar de stolpen aan staan. Nieuwbouw rond de stolpenstructuren heeft invloed op de zichtbaarheid van de stolpen en hun relatie met het landschap. De stolpenstructuur wordt dan als het ware onderdeel van een verstedelijkt gebied.

Er worden ook nieuwe stolpen gebouwd. Soms op plekken in het landschap waar een stolpboerderij heeft gestaan, soms ook op andere plekken die geen relatie hebben met de historische stolpboerderij, maar waarbij de vorm en het kenmerkende karakter als inspiratie hebben gediend voor een hedendaags ontwerp.

Stolpenstructuren

Ambities en ontwikkelprincipes

De algemene ambitie is om ruimtelijke ontwikkelingen:

  • bij te laten dragen aan het zichtbaar en herkenbaar houden van de landschappelijke karakteristiek
  • bij te laten dragen aan het versterken van (de beleving van) openheid en
  • helder te positioneren ten opzichte van de ruimtelijke dragers.

Onderstaande ambities en de bijbehorende ontwikkelprincipes zijn vertrekpunt bij het streven naar ruimtelijke kwaliteit.

De ontwikkelprincipes zijn onder andere gebaseerd op de studie Kansen voor de stolp in Noord-Holland (Mooi Noord-Holland, 2015).

1. De stolpenstructuren blijven intact en herkenbaar in het landschap

De stolpenstructuur heeft een zekere autonomie en is herkenbaar in het landschap.

De ruimtelijke kwaliteit is gebaat bij:

  • het herkenbaar en beleefbaar houden van de stolpenstructuur in het landschap.
    > Behoud of versterk de relatie tussen de stolpenstructuur en het bijbehorend landschap (onder andere verkavelingsrichting, waterstructuur en erfinrichting en -beplanting).
    > Behoud het zicht vanuit het landschap op de stolpenstructuur.
    > Behoud, waar nog aanwezig, het zicht vanaf de stolp of het erf naar het landschap.

> Behoud de openheid aan weerszijden van de stolpenstructuren door eventuele ruimtelijke ontwikkelingen naast de stolpenstructuur zodanig in te passen dat de stolpenstructuur als autonoom geheel behouden blijft en de stolpen in de structuur dominant zichtbaar blijven.

2. De samenhang binnen de stolpenstructuur is uitgangspunt

Binnen de stolpenstructuur bestaat een relatie tussen enerzijds de stolpen onderling en anderzijds tussen de stolpen en de weg/vaart/dijk/reliëf waaraan deze stolpenstructuur is ontstaan.

De ruimtelijke kwaliteit is gebaat bij:

  • het behouden of verbeteren van de samenhang binnen de stolpenstructuur/zwerm.
    > Behoud de stolpen en de zichtbaarheid daarvan binnen de stolpenstructuren.
    > Handhaaf het zicht vanaf de ene stolp naar de volgende. Voorkom bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen belemmering van het zicht van de ene naar de andere stolp.
    > Ga binnen een stolpenstructuur zorgvuldig om met de samenhang tussen stolp, erf en beplanting en de relatie met het landschap (openheid).
    > Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn in hoogte, beeld en beleving ondergeschikt en respectvol ten opzichte van de stolpen.
    > Zorg dat het planologische bouwvlak voor nieuwe bijgebouwen op het erf van de stolp altijd achter de stolp ligt en niet naast de stolp.

3. Blijf de karakteristiek van het type stolpenstructuur trouw

De stolpenstructuren zijn ingedeeld op basis van hun lokale landschappelijke kenmerken, de historische structuurlijn waar de stolpenstructuur aan ligt en de eigenheid van het stolptype.

 

De ruimtelijke kwaliteit is gebaat bij:

  • het aansluiten bij de lokale karakteristiek van de stolpenstructuur in geval van ruimtelijke ontwikkelingen of herinrichting van de openbare ruimte.
    > Ga bij herinrichting van de weg, het lint of de dijkversterking zorgvuldig om met het karakteristieke samenhang tussen de stolpen, erven en structuurdragers zoals wegen/dijken/sloten/hagen/bruggen etc.
    > Benut de kans om bij ruimtelijke ontwikkelingen de karakteristiek van het type stolpenstructuur te bewaren of te herstellen en de beleving te versterken. Dit vraagt om een streekgebonden benadering van de relatie tussen openbare ruimte en stolp, het bijplaatsen van (bij)gebouwen, de erfinrichting en -beplanting en ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van de stolp (kans).
    > Maak bij een onderzoek naar (nieuwe) planologische mogelijkheden in of rond een stolpenstructuur eerst een cultuurhistorische verkenning (kans).

4. Overige ontwikkelprincipes

De ruimtelijke kwaliteit is gebaat bij:

  • het behouden en het zichtbaar/beleefbaar blijven van de huidige verkavelingsstructuur (inclusief sloten) bij (semi-)tijdelijke functies en opstellingen in het landschap, zoals voor zonne-energie. Zorg voor een ruime landschappelijke begrenzing van het terrein, die aansluit op het bestaande omringende landschap; vermijd hoge hekken in het landschap. Streef ernaar dat de opstelling kwaliteit toevoegt aan het bestaande landschap.
Scroll down Back to top