Prachtlandschap Noord-Holland!
Leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018

Stelling van Amsterdam / Nieuwe Hollandse Waterlinie

Context

Deze structuur bestaat uit twee militaire verdedigingsgordels uit de laat-19e, vroeg-20e eeuw. De verdediging werd uniek vormgegeven, met gebruikmaking van de karakteristieken van het omringende landschap en door het onder water zetten (inundatie) van land. Dit is de reden dat de linies zijn opgenomen in de Werelderfgoedlijst van UNESCO. De waterlinies zijn van groter belang dan enkel als krijgskundig monument. Ze brengen ook op markante wijze landschappelijke samenhang tot expressie en zijn daarmee een verrijking van het cultuurlandschap. Naast hun cultuurhistorische en landschappelijke betekenis vormen de linies een ‘stiltelandschap’, een gebied binnen de Metropoolregio Amsterdam (MRA), waar openheid en rust te ervaren zijn. Voor de Stelling van Amsterdam is een beeldkwaliteitsplan (2008) opgesteld. In het kader van de UNESCO-nominatie van de Nieuwe Hollandse Waterlinie wordt het beleid van de betrokken provincies geactualiseerd.

 

Vesting Naarden - Nieuwe Hollandse Waterlinie © Theo Baart

Ontstaansgeschiedenis

De Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam zijn twee verdedigingslinies die Amsterdam en de steden in het westen van Nederland moesten beschermen. De Nieuwe Hollandse Waterlinie is een modernisering van de Oude Hollandse Waterlinie die in de 17e en 18e eeuw de steden van Holland beschermde door middel van vestingsteden en inundatiezones. Vanaf 1815 werd de nieuwe linie aangelegd waardoor ook de stad Utrecht binnen de verdedigingszone kwam te liggen. Tot 1940 werden er aanpassingen gedaan aan de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Net als de oude waterlinie was ook deze nieuwe waterlinie voorzien van inundatiezones. De waterlinie was 85 kilometer lang en bestond uit zo’n vijftig forten en vijf vestingsteden (Muiden, Weesp, Naarden, Gorinchem en Woudrichem). De linie liep van de voormalige Zuiderzee tot aan de Biesbosch.

In het laatste kwart van de 19e eeuw maakten spanningen in Europa en ontwikkeling van nieuwe wapens (o.a. de uitvinding van de brisantgranaat) aanpassing van het verdedigingsstelsel noodzakelijk. In de Vestingwet van 1874 werd besloten om ’s lands verdediging grondig te herzien. Eén van de maatregelen was de aanleg van de Stelling van Amsterdam tussen 1880 en 1914. Deze Stelling verving de ‘Posten van Krayenhoff’, een oudere verdedigingslinie rondom de stad. Het leger, de regering en de koning(in) zouden zich bij een aanval in het ‘Nationaal Reduit’ van de Stelling kunnen terugtrekken. Binnen de stelling bevond zich een logistiek systeem voor bevoorrading en productie van wapens, munitie, voedsel en drinkwater.

Uitsnede historische kaart 1850 (Topotijdreis)
Uitsnede hoogtekaart (Actueel Hoogtebestand Nederland)

De verdedigingslinie was 135 kilometer lang en bestond uit 46 forten en een groot aantal batterijen, dijken en sluizen. Het systeem van de stelling ging uit van onderwaterzetting (inundatie) van een gebied rondom Amsterdam. Een stelsel van inundatiesluizen en -dammen verdeelde het water op ingenieuze wijze. Hierdoor ontstond een nat gebied waar het water te diep was voor de vijand om door heen te waden, maar te ondiep om te varen. Bij de doorsnijdingen (accessen) van de linie en op zichtafstand van elkaar werden forten gebouwd, van waar ook de geïnundeerde vlakte onder vuur genomen kon worden. Naastgelegen forten konden elkaar flankerend vuur geven. In de schootsvelden van de forten golden dan ook ‘verboden kringen’ (300, 600, 1000 m) als zones met beperkingen ten aanzien van bebouwing en beplanting. Woningen die er toch gebouwd mochten worden, staan bekend als Kringenwetwoningen en moesten van hout zijn en snel af te breken. Gevochten is er nooit rondom de Stelling, maar haar aanwezigheid was mogelijk wel de reden dat de Duitsers Nederland niet binnenvielen in de 1914.

In 1922 ging de Stelling van Amsterdam op in de Vesting Holland, het nieuwe verdedigingsplan voor Nederland. Onderdelen van de Vesting Holland werden in aanloop naar de Tweede Wereldoorlog versterkt. Ondanks die inspanningen was de Vesting door de nieuwe methoden van oorlogsvoering (met vliegtuigen en tanks) bij de start van de Tweede Wereldoorlog achterhaald.

In 1975 kwam het Fort bij Velsen bij de Dienst der Domeinen in de verkoop. Het fort genoot toen nog geen bescherming als monument en werd deels gesloopt. Het fort werd ijlings tot rijksmonument benoemd. Dit was aanleiding voor de Provincie Noord-Holland om begin jaren ’80 in actie te komen voor behoud van de Stelling van Amsterdam. Alle bouwwerken en objecten van de Stelling van Amsterdam hebben tegenwoordig een monumentenstatus, als rijksmonument of als provinciaal monument. Vanaf 2000 werden elementen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie rijksmonument.

De Stelling van Amsterdam kreeg in 1996 een plaats op de UNESCO-Werelderfgoedlijst. De Nieuwe Hollandse Waterlinie werd in 2011, als uitbreiding van het bestaande Werelderfgoed de Stelling van Amsterdam, op de voorlopige Werelderfgoedlijst geplaatst. De Werelderfgoed Commissie heeft zal in 2020 te besluiten of de Nieuwe Hollandse Waterlinie Werelderfgoed wordt. In aanloop naar de Werelderfgoedstatus van de Nieuwe Hollandse Waterlinie wordt het beleid van de betrokken provincies geharmoniseerd.

Geniedijk Hoofddorp - Stelling van Amsterdam © Theo Baart
Kernwaarden in het ensemble en overzichtskaart

Provinciale structuur Stelling van Amsterdam / Nieuwe Hollandse Waterlinie staat hieronder beschreven aan de hand van drie provinciale kernwaarden:

  • de landschappelijke karakteristiek: de landschapstypen en de belangrijkste kenmerken van deze landschappen.
  • openheid en ruimtebeleving: de beleving van de vrije open ruimte, de horizon en de oriëntatiepunten.
  • de ruimtelijke dragers: de driedimensionale structuren en lijnen die in het (vlakke) landschap het beeld bepalen en begrenzen. Denk hierbij aan bebouwingslinten, bomenlanen en dijken.

 

Overzichtskaart
klik voor grotere afbeelding

Landschappelijke karakteristiek

De waterlinies zijn aangelegd in bestaande landschappen en liggen verscholen in het landschap. Landschappelijke gegevenheden bepaalden de linies. Tussen de landschappen en de waterlinies bestaat daarom een grote samenhang. Bij aanleg van de Stelling werd het landschap meer naar de hand gezet dan bij aanleg van de Hollandse Waterlinie, die meer organisch tot stand kwam en vaker gebruik maakte van de natuurlijke gesteldheid van het terrein.

Bij de Nieuwe Hollandse Waterlinie was de nabijheid van de stuwwal (Utrechtse Heuvelrug, Het Gooi) van invloed op de locatie, vorm en breedte van linie; het aanwezige reliëf bepaalde de begrenzingen van het te inunderen gebied. Bij Naarden werd het reliëf aangepast om inundatie van de schootsvelden mogelijk te maken.

De Stelling van Amsterdam is als ring rondom de stad Amsterdam geprojecteerd met een vaste afstand van 15 tot 20 kilometer tot het centrum. De vorm van de Stelling verschilt per landschapstype. Het meest westelijke deel ligt tegen het (hogere) duinlandschap aan, waardoor hier slechts een smal inundatievlak mogelijk was. De Stelling werd hier verdedigd met dubbele liniedijken. In de Haarlemmermeer werd een liniedijk dwars door de jonge droogmakerij aangelegd. In de droogmakerijen Legmeer, Beemster en Purmer werd gebruik gemaakt van bestaande polderdijken. In de veengebieden in het zuidoosten (Vechtstreek) werd de Vecht en het reliëf van Het Gooi in de structuur van de Stelling opgenomen. De systemen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam liggen hier over elkaar, omdat voor de Stelling delen van de Waterlinie werden gebruikt.

De vormgeving van de forten werd gedicteerd door de stand van de techniek en verschilt daarom per linie (baksteen versus beton). De forten van de Stelling van Amsterdam zijn meer gestandaardiseerd, hoewel ook daar gedurende de bouw steeds verbeteringen zijn doorgevoerd. In de Vechtstreek werden forten van de Waterlinie bij aanleg van de Stelling aangepast. De waterwegen die toegang geven tot Amsterdam werden bewaakt met forteilanden.

Openheid en ruimtebeleving

Op niveau van de MRA vormt de Stelling een rustige, landschappelijke ring (‘langzame buitenring voor de snelle metropool’), waar openheid en rust ervaarbaar zijn. In veel gebieden is de invloed van de ‘verboden kringen’ nog goed ervaarbaar en is het landschap opengebleven.

Ruimtelijke dragers en objecten

Tot de bouwstenen van de waterlinies behoren: de militaire werken (hoofdverdedigingslijn, forten en liniedijken), het strategisch landschap (schootsvelden, accessen, verboden kringen en Kringenwetwoningen) en het watermanagementsysteem (inundatievelden, dijken, inlaatsluizen en dammen).

De hoofdverdedigingslijn is de belangrijkste drager van beide waterlinies. Daar waar de hoofdverdedigingslijn doorsneden werd door wegen, waterlopen of spoorlijnen (accessen) verdedigden forten de linies. Deze accessen staan meestal haaks op de hoofdverdedigingslijn en zijn binnen het schootsveld kaarsrecht. De inundatiegebieden werden begrensd door de natuurlijke hoogten in het landschap of speciaal aangelegde liniedijken. Bij de Stelling werden poldergrenzen en liniedijken gebruikt als begrenzing van de inundatievelden.

Dynamiek

De Stelling van Amsterdam en de Nieuwe Hollandse Waterlinie bevinden zich in de hoogstedelijke omgeving van de MRA. De ruimtelijke dynamiek is vooral in de regio Heemskerk-Schiphol en Vechtstreek-Noord aanwezig. De stedelijke druk is aanzienlijk en kan op langere termijn een bedreiging zijn voor de kwaliteit en herkenbaarheid van de linies.

 

De door UNESCO benoemde ‘Uitzonderlijke en Universele Waarde’ (UUW) van de Stelling van Amsterdam is:

1. Het unieke, samenhangende en goed bewaard gebleven, laat negentiende-eeuwse en vroeg twintigste-eeuwse hydrologisch en militair landschappelijk geheel, bestaande uit:

  • een doorgaand stelsel van liniedijken in een grote ring om Amsterdam; sluizen en voor- en achterkanalen;
  • forten, liggend aan accessen;
  • inundatiegebieden;
  • voormalige schootsvelden (visueel open) en verboden kringen (merendeels onbebouwd gebied);
  • de landschappelijke inpassing en camouflage van de voormalige militaire objecten;

2. Relatief grote openheid;

3. Groene en relatief stille ring rond Amsterdam.

 

De UNESCO-Werelderfgoedstatus heeft als doel behoud en ontwikkeling van de Uitzonderlijke Universele Waarde (UUW). De Provincie Noord-Holland is ‘siteholder’ van het UNESCO-Werelderfgoed Stelling van Amsterdam en is de eerstverantwoordelijke overheid voor het behoud en beheer van de Stelling binnen haar grenzen. De provincie zorgt voor het beschermen en behouden van de UUW van het UNESCO-Werelderfgoed Stelling van Amsterdam en heeft een rol als regelgever, handhaver, coördinator en subsidiegever. Recentelijk zijn enkele kleine wijzigingen in de provinciale begrenzing van de Stelling van Amsterdam (voorheen ‘Stellingzonne’) doorgevoerd. Het betreffen aanpassingen in Zuidoost Beemster en Haarlemmermeer, conform de begrenzing zoals opgenomen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

Alle objecten van de Stelling van Amsterdam hebben een monumentenstatus (provinciaal of rijks). Deze objecten zijn dus gehouden aan regelgeving en zijn vergunningplichtig bij eventuele wijzigingen of aantastingen. De UUW gaat over het behoud van de objecten van de Stelling van Amsterdam maar ook over het behoud van het voor de Stelling zo karakteristieke (open) landschap. Het behoud van het landschap rondom de Stelling van Amsterdam is geregeld via het ruimtelijk beleid. De regels die het Rijk in haar Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ontwikkeling (Barro) hierover heeft gesteld, zijn vertaald opgenomen in de structuurvisies van zowel de provincie Noord-Holland, alsook de provincie Utrecht. Gemeenten moeten bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening houden met de in de Provinciale Verordening gestelde regels.

De forten en vestingsteden van de Nieuwe Hollandse Waterlinie zijn Rijksmonument. Omdat in Noord-Holland de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling samenvallen geldt het beschermingsregime van de Stelling van Amsterdam.

Stelling van Amsterdam / Nieuwe Hollandse Waterlinie

Ambities en Ontwikkelprincipes

De algemene ambitie is om ruimtelijke ontwikkelingen:

  • bij te laten dragen aan het zichtbaar en herkenbaar houden van de landschappelijke karakteristiek
  • bij te laten dragen aan het versterken van (de beleving van) openheid en
  • helder te positioneren ten opzichte van de ruimtelijke dragers.

Onderstaande ambities en de bijbehorende ontwikkelprincipes zijn vertrekpunt bij het streven naar ruimtelijke kwaliteit.

De ambities en ontwikkelprincipes zijn onder andere gebaseerd op het Inspiratieboek Linie-vormgeving Nieuwe Hollandse Waterlinie (Feddes/Olthof in opdracht van projectbureau Nieuwe Hollandse Waterlinie, 2007), Beeldkwaliteitsplan Stelling van Amsterdam (DHV/Feddes-Olthof, in opdracht van provincie Noord-Holland, 2008), de Kwaliteitsgids Utrechtse landschappen, gebiedskatern Waterlinies (OKRA, in opdracht van provincie Utrecht, 2011) en de Verkenning Linieperspectief 2030 (Feddes-Olthof i.s.m. Marinus Kooiman Cultuurhistorische projecten, in opdracht van provincie Utrecht, 2016).

1. De ruimtelijke betekenis van de Stelling van Amsterdam – Nieuwe Hollandse Waterlinie op de schaal van de MRA wordt groter

Het koesteren en versterken van structuurlijnen en landschappen zoals de waterlinies, is benoemd als nieuwe opgave voor het MRA-landschap (Kwaliteitsbeeld en nieuwe opgaven voor het MRA-landschap, 2014). Laat op ruimtelijke, programmatische en communicatieve wijze de cultuurhistorische betekenis zien als unieke kwaliteit voor de MRA.

 

Ruimtelijke kwaliteit is gebaat bij:

  • het versterken van de waterlinies als structuurlijnen en als landschappen.
    > Behoud en herstel van de doorgaande lijn van de hoofdverdedigingslijn.
    > Het versterken van de onderlinge samenhang van de onderdelen en het landschap van de linies.
    > Het versterken van de Stelling van Amsterdam als landschappelijke ring, die de verschillende agrarische landschappen, natuurgebieden en recreatiegebieden aaneenrijgt (kans).

 

2. De samenhang van het Stellingsysteem met het landschap staat voorop

De verschijningsvorm van de Stelling wordt bepaald door het onderliggende landschap. De hoofdverdedigingslijn maakte op veel plaatsen gebruik van bestaande dijken en waterlopen. Waar het reeds aanwezige landschap geen geschikte aanknopingspunten bood, vond dwars door polders de aanleg van speciale liniewallen plaats.

Doordat er gebruik is gemaakt van reeds aanwezige structuren, wisselen aard en karakter van de hoofdverdedigingslijn. Het profiel van de meeste liniedijken is asymmetrisch en heeft een duidelijke voor- en achterkant. Aan de binnenzijde heeft in het verleden vaak verdichting plaatsgevonden, terwijl aan de buitenzijde het landschap nagenoeg openbleef als gevolg van de Kringenwet.

Ruimtelijke kwaliteit is gebaat bij:

  • de continuïteit van de hoofdverdedigingslijn (liniedijk), die zich vormt naar het landschap: een rechte lijn door droogmakerijen en een kronkelige lijn door veenpolder en veenrivierenlandschap.
    > Behoud en versterk de karakteristieken van de liniedijk.
  • een herkenbare binnen- en buitenzijde van de verdedigingslinie.
    > Houd de schootscirkels open en geef deze passende functies zoals landbouw, natte, laagopgaande natuur of waterberging.

3. De kenmerkende samenhang tussen de onderdelen van het militaire systeem blijven herkenbaar

De Stelling/Waterlinie bestaat uit de volgende onderdelen:

  • een samenhangend systeem van forten, dijken, kanalen en inundatiekommen;
  • een hoofdverdedigingslijn van dijken, kades en liniewallen met accessen (en met bruggen) als hoofdstructuurdrager;
  • fortterreinen met bijbehorende grachten en bebouwingen (genieloodsen, fortwachterswoningen);
  • kazematten, vóórstellingen, (neven)batterijen, kruitmagazijnen, groepsschuilplaatsen, kringenwetboerderijen, grenspalen;
  • inundatiewerken (inlaatkanalen en -werken), (dam)sluizen, duikers, hevels, kokers, peilschalen;
  • delen van de karakteristieke, nog open (inundatie)gebieden.

Ruimtelijke kwaliteit is gebaat bij:

  • het versterken van de continuïteit van de hoofdverdedigingslijn en de beleving daarvan als doorgaande recreatieve route.


> Voorkom extra doorsnijdingen in de hoofdverdedigingslijn.
> Accentueer bestaande coupures.
> Plaats bruggen over de coupure aan de binnenzijde. Maak hierbij gebruik van een vormentaal en materiaal die verwijzen naar de militaire geschiedenis.
> Verbeter de recreatieve route over de oostelijke Vechtkade.

  • het vergroten van de herkenbaarheid van de Stelling en de Waterlinie.
    > Gebruik ‘meubilair’ dat robuust is en past bij de linies. Pas specifieke verwijzing naar de militaire geschieden toe voor nieuwe objecten bij herontwikkeling van forten.
    > Laat investeringen in herontwikkeling van forten samenvallen met een integrale aanpak van fortterrein en schootvelden.

 

  • het vergroten van de herkenbaarheid van de forten.
    > Benadruk het contrast tussen de front- (aarde, water) en de keelzijde (beton, staal).
    > Gebruik historisch verantwoorde beplanting. Onderzoek heeft aangetoond dat de forten een vaste beplantingsstructuur hadden.
    > Veel fortterreinen en hun directe omgeving hebben een ontwikkeling doorgemaakt als ‘opslagterrein’. Creëer rust in het beeld van de omgeving, zodat het fort beter tot zijn recht komt (kans).
  • behoud of versterking van de essentiële zichtrelatie tussen fort en acces.
    De forten bewaakten de accessen en keken uit op het acces.
    > Behoud en versterk de zichtrelatie tussen fort en acces. Verwijder bijvoorbeeld afschermende beplanting of bebouwing.
    > Houd bij infrastructurele opgaven rekening met deze relatie.
Scroll down Back to top