Prachtlandschap Noord-Holland!
Leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018

Waddenkust

Context

De Waddenkust van Noord-Holland loopt van De Cocksdorp op Texel tot aan Den Oever aan de oostkant van Wieringen. Samen met de Afsluitdijk vormt ze de structuur Waddenkust. De Waddenkust is onderdeel van de Waddenzee die tussen Den Helder en Esbjerg (Denemarken) ligt.
Onder invloed van het getij van de Noordzee is het een dynamisch gebied met platen en geulen. De Waddenzee heeft grote natuurwaarden. Het ondiepe, relatief warme water van de Waddenzee met zijn rijke bodemleven voorziet in de levensvoorwaarden van grote aantallen planten en dieren. Sinds 2009 heeft de Waddenzee UNESCO Werelderfgoedstatus Natuur.
Ook de cultuurhistorische waarde van de kust is groot door relicten uit de VOC-tijd en de eeuwenlange strijd tegen het water. De Afsluitdijk sluit sinds 1932 het IJsselmeer af van de Waddenzee. Onderdelen van de dijk zijn rijksmonument. De N9, N99 en de A7 ontsluiten de Waddenkust. Texel is bereikbaar met de veerboot vanuit Den Helder. De grens met de provincie Fryslân ligt halverwege de Afsluitdijk, net voorbij het monument.

 

Balgzanddijk © Theo Baart

Ontstaansgeschiedenis

De westelijke Waddenzee heeft zich gevormd achter een ooit bijna gesloten duinenrij. Na de ijstijden rees de zeespiegel en zette de zee een richel van zand af op de overgang naar land waarop een bijna gesloten duinenrij zich ontwikkelde. Achter deze duinen ontstonden uitgestrekte veengebieden. Rivieren zochten hier doorheen hun weg naar zee. Vanwege de stijgende zeespiegel en sterke stroming kon het zeewater diep het veen binnendringen en werden langzamerhand grote delen van het veen weggeslagen. Rond 800 vormde het Vlie een waterverbinding tussen het centraal gelegen binnenmeer Aelmere en de Noordzee.

Omstreeks 1200 ontstonden de westelijke Waddenzee en de Zuiderzee als gevolg van stormvloeden in 1170 (Allerheiligenvloed) en 1196 en ontginning van het veen. Door de ontwatering van het veen voor landbouw klonk het veen in, kwam het lager te liggen, en kon het makkelijker overstromen. Het veenriviertje Maresdeop brak vanuit het westen door het veen en maakte contact met het Vlie. Het ontwikkelde zich in de loop der tijd tot de brede getijdengeul, het Marsdiep, zoals we het nu kennen. De westelijke Waddenzee liep permanent onder water en de Zuiderzee werd een brakke binnenzee. Texel en Wieringen werden eilanden.

Dat Texel en Wieringen, in tegenstelling tot de andere Waddeneilanden, op hun plaats bleven liggen kwam door hun kern van keileem. Deze opduikingen ontstonden in de voorlaatste ijstijd als gevolg van opstuwing door landijs. De ‘hardheid’ van het ‘Texel Hoog’ was bepalend voor de huidige vorm van de kust. In latere tijden ontstonden rondom deze keileembult een gordel van verspoelde dekzandgronden, strandwallen, duinen en strand (het ‘Oude Land’).
Het voormalig eiland Wieringen bestaat uit een reeks keileembulten afgewisseld met lagere delen (‘kogen’). Vanaf de 15e eeuw ontwikkelde Texel zich tot logistiek knooppunt van de internationale vloothandel: de Reede van Texel, de ankerplaatsen nabij de haven van Oudeschild. Hier lagen de schepen voor anker, wachtend op het juist moment om de Noordzee op te varen. Het drinkwater voor de schepen kwam uit putten en werd via de Skilsloot naar de schepen gebracht. De Reede werd bewaakt vanuit fort De Schans. Tijdens de Gouden Eeuw beleefde de Reede hoogtijdagen. Op de bodem van de Waddenzee liggen nog veel scheepswrakken van schepen die hier vergingen.
In de 16e en 17e eeuw verbond men op Texel het land rond de Hoge Berg met een zanddijk met de kleinere, meer noordelijk gelegen eilandkern Eijerland. Deze eilandkern was eind 13e eeuw van Vlieland gescheiden door het ontstaan van het Eijerlandse gat. Onder leiding van de Antwerpenaar De Cock werden de kweldervlakte aan de wadzijde voor landbouwdoeleinden ingepolderd. Later werden aan de rand van deze polder meer kwelders ingedijkt. Zo ontstond de huidige vorm van de Waddenkust van Texel.

Dijkdoorbraken en overstromingen kwamen in het kustgebied veelvuldig voor. Na de grote overstroming in 1916 werd definitief besloten de Zuiderzee af te sluiten en delen in te polderen. In 1918 trad de Zuiderzeewet in werking. De grote man achter dit plan was ingenieur en later minister Cornelis Lely. In 1920 werd het eerste deel van de Zuiderzeewerken aanbesteed: de aanleg van de 2,5 kilometer lange Amsteldiepdijk naar het eiland Wieringen (realisatie 1924). De Balgzanddijk werd in 1928 hierop aangesloten.

 

Uitsnede historische kaart 1850 (Topotijdreis)
Uitsnede hoogtekaart (Actueel Hoogtebestand Nederland)

 

Op 28 mei 1932 werd de Afsluitdijk ter hoogte van het voormalige Vlie (de plaats waar nu het monument staat) gesloten. Een jaar later werd de dijk opengesteld voor het wegverkeer. Aan beide zijden van de Afsluitdijk bouwde men tussen 1932 en 1936 militaire verdedigingswerken met kazematten: de Stelling van Den Oever aan de kant van Noord-Holland en de Stelling bij Kornwerderzand aan de Friese zijde. In de jaren ‘70 is de reservering voor de spoorlijn gebruikt om de tweebaans betonweg te verbreden tot vierbaansnelweg A7.

Door de inpoldering van polder Koegras in 1817 en de Anna Paulownapolder in 1846 werd het Balgzand, een kweldervlakte aan de noordzijde van het vaste land, een stuk kleiner. Bij de aanleg van de Amsteldiepdijk in 1924 werd het Balgzand weer een stuk kleiner en werd het Amsteldiep, de verbinding met de Zuiderzee, afgesloten. Zeestromingen veranderden van richting en het Balgzand is sindsdien door de afzetting van slib veel slikkiger geworden. Aan de voet van de Balgzanddijk en de Amsteldiepdijk ontwikkelden zich kwelders die bij hoogwater van groot belang zijn voor vogels.

Nadat bij de watersnoodramp van 1953 op Texel verschillende dijken doorbraken (met ook hier dodelijke slachtoffers) is in de periode van 1960 tot 1981 de Waddenzeedijk op Texel op deltahoogte gebracht. Hierbij is de dijk op verschillende plaatsen relatief grootschalig aangepast. Op een aantal plekken werd de moderne dijk oostelijk of westelijk van de kronkelende oude zeedijk aangelegd, zodat er ’tussendijks’ een parelsnoer van brakwaternatuurgebiedjes ontstond.

Toerisme werd een belangrijke inkomensbron, jaarlijks bezoeken circa 700.000 mensen Texel (uitgaven toerisme € 275.000.000, circa 3150 arbeidsplaatsen). Recentelijk is de capaciteit van de Waddenhavens voor de recreatievaart vergroot. De haven van Oudeschild werd uitgebreid en in de Wadhaven van Den Oever zijn passantenplaatsen gerealiseerd.

Texel - Lancasterdijk © Theo Baart
Kernwaarden in het ensemble en overzichtskaart

Provinciale structuur Waddenkust staat hieronder beschreven aan de hand van drie provinciale kernwaarden:

  • de landschappelijke karakteristiek: de landschapstypen en de belangrijkste kenmerken van deze landschappen.
  • openheid en ruimtebeleving: de beleving van de vrije open ruimte, de horizon en de oriëntatiepunten.
  • de ruimtelijke dragers: de driedimensionale structuren en lijnen die in het (vlakke) landschap het beeld bepalen en begrenzen. Denk hierbij aan bebouwingslinten, bomenlanen en dijken.

 

Overzichtskaart
klik voor grotere afbeelding

 Landschappelijke karakteristiek

De Waddenkust is ingedeeld in de vier deelgebieden Texel, Den Helder tot en met Amstelmeer, Wieringen en Afsluitdijk.

Texel: Waddenzeedijk

De Waddenzeedijk is een stoere, rechtlijnige deltadijk. Langs het tracé zijn de verschillende landschapstypen aan de binnenzijde van de dijk, keileemlandschap en het aandijkingenlandschap, nog goed te onderscheiden. De dijk ligt grotendeels op het tracé van de historische dijken. Lokaal zijn er in overhoeken waar het nieuwe tracé afwijkt van het oude natuurgebiedjes gerealiseerd, zoals bij Zandkes. Op verschillende plaatsen zijn er relaties binnendijks-buitendijks in de vorm van geulen, uitwateringen, havens en cultuurhistorische elementen (bijv. Fort De Schans) uit de VOC-tijd.

Den Helder – Amstelmeer: Balgzanddijk en Amsteldiepdijk

Den Helder is de enige zeestad van Noord-Holland. Aan de zuidoostzijde van Den Helder domineren marine- en havenactiviteiten en het Balgzandkanaal de Waddenkust.

Op de kustlijn van het Balgzand en aandijking Anna Paulownapolder komen twee verschillende landschappen samen: het agro-technische landschap van de Anna Paulownapolder (aandijkingenlandschap) en de wadplaat en kwelders van het Balgzand. De zone hiertussen is een optelsom van grootschalige verkeer-, civieltechnische en waterhuishoudkundige werken.

De Amsteldiepdijk vormt de afsluiting van het Amstelmeer en is de verbinding naar het voormalige eiland Wieringen (N99). Aan de zijde van het Amstelmeer ligt een klein natuurgebied (De Verzakking) dat ontstond bij de aanleg van de dijk. Het dorpje Van Ewijcksluis ligt als een spil tussen de bijeenkomende wateren Balgzandkanaal, Oude Veer en Amstelmeer (zie Waterspin, ensemble Koegras-Anna Paulownapolder).

Wieringen

Wieringen wordt beschermd met een deltadijk. Op twee plaatsen zorgt het reliëf van het keileemlandschap voor een natuurlijke kustverdediging. Buitendijks ligt een aantal kleinere kwelders. De kern van Den Oever wordt afgescheiden van het havengebied door een stenige havendijk waarin een afsluitbare coupure zit.

Afsluitdijk

De Afsluitdijk scheidt het IJsselmeer van de Waddenzee en is een rechte dam met een asymmetrisch profiel; de zeewering bevindt zich aan de Waddenkant. Er zijn twee sluizencomplexen, bij Den Oever en bij Kornwerderzand, beide bestaan uit een spuisluis en een schutsluis. De sluizencomplexen zijn architectonische rijksmonumenten en werden vanaf de bouw bewaakt door militaire verdedigingswerken. Ter hoogte van het punt waar de dijk werd gesloten staat een monument in de vorm van een uitkijktoren. Den Oever vormt een karakteristieke entree tot Noord-Holland.

Openheid en ruimtebeleving

Dit deel van de Waddenzee en het land er omheen vormen samen een baai, waarbij de overkant – afhankelijk van weersomstandigheden – meer of minder zichtbaar is en dichtbij lijkt. Voor automobilisten blijven openheid en zicht op de overkant verborgen achter de dijken. Fietsers en wandelaars hebben meer mogelijkheden. Vanaf de Waddenzee zijn het relatief harde kusten, bij eb worden zij zachter door de droogvallende zandplaten.
De kust kent drie belangrijke oriëntatiepunten: (beplanting op) de Hoge Berg op Texel, de hoge (marine)werfbebouwing bij Den Helder en het complex van spuisluizen, zendmast en Robbenoordbos bij Den Oever.

Op Texel is de Waddenzeedijk voor het grootse deel (‘bij gedogen’) toegankelijk voor wandelaars en fietsers. Het pad aan de Waddenkant ligt meer dan 2 meter onder de kruinhoogte van de dijk. De oriëntatie is daarmee volledig op het Wad gericht. Naar buiten uitstekende dijktrajecten (kapen) en naar binnen gekeerde trajecten (baaien) leiden tot een afwisseling aan panorama’s. De kapen geven een fraai breed panorama op zee. ‘Landmarks’ zoals kerktorens en molens en bijzondere elementen (IJzeren Kaap) leggen de relatie met het achterliggende landschap en maken het mogelijk afstanden in te schatten.

Rond het Balgzand is, sinds de aanleg van de deltadijk in de jaren zeventig, alleen Den Helder nog via de (veer)haven direct verbonden met de zee. De gebruiksmogelijkheden van deze kust zijn in de marge van wat de beschermde natuur toelaat. Het Balgzand is alleen bij ’t Kuitje toegankelijk voor recreatie gericht op natuurbeleving, bij Van Ewijcksluis is een uitzichtpunt over de kwelder.
Op Wieringen is vanuit de auto de zee alleen aan de westpunt te ervaren. Op de rest van het eiland gaat de Waddenzee verscholen achter een deltadijk. Voor wandelaars en fietsers is de buitenzijde van de dijk wel toegankelijk. In de Waddenzee bieden de buitendijkse schorren een afwisselend beeld dat verandert met het getij.

Op de Afsluitdijk ligt de weg aan de IJsselmeerkant van de zeewering. De kwaliteit van de Afsluitdijk is het beleven van de lange rechtstand van de dam en de openheid aan de zijde van het IJsselmeer. Bij het monument is zicht zowel op de Waddenzee als op het IJsselmeer mogelijk. In het trappenhuis van het monument is afwisselend zicht over IJsselmeer en Waddenzee. Het monument trekt 250.000 bezoekers per jaar.

Ruimtelijke dragers

De dijken zijn de ruimtelijke dragers van de kusten aan de Waddenzee:

De Waddenzeedijk (Lancasterdijk) op Texel heeft een sterk gestroomlijnd tracé over een grote lengte en weinig scherpe bochten. Het tracé onderscheidt zich daarmee nadrukkelijk van oude dijkrestanten die vooral op het oude land aan weerszijden van de dijk zichtbaar zijn.

Tussen Den Helder en het Amstelmeer worden de dragers gevormd door parallelle lijnen. De Balgzanddijk wordt begeleid door het Balgzandkanaal en het Noordhollandsch Kanaal. Tussen beide kanalen is een smalle zone met defensieterreinen. Langs de Anna Paulownapolder vormt een driedubbele ruimtelijke structuur de drager: de Balgdijk, de N99 met beplanting en de Balgzanddijk. De laatste twee worden gescheiden door het Balgzandkanaal en aan de zuidzijde van het geheel loopt tevens het Balgkanaal. Over het Amstelmeer is de Amsteldiepdijk een heldere enkelvoudige drager.

Op Wieringen wordt de ruimtelijke drager gevormd door de zeedijk. Deze zeedijk is door keileembulten onderbroken bij Dam en Vatrop. Bij de Stroeërweg wijkt de dijk en ontbreekt de stenen bekleding. In Den Oever vormt de Havendijk de drager. De N99 op Wieringen is geen drager en dient ruimtelijk ondergeschikt te blijven.

De Afsluitdijk vormt een 32 kilometer lange rechte lijn en maakt alleen een knik bij Kornwerderzand (bij aanleg is de diepste geul haaks gekruist). Spuigemalen en monument hebben een op elkaar afgestemde vormgeving.

Dynamiek

De Waddenzee is een dynamisch systeem met eb- en vloedbewegingen en sterke stromingen. Onderzoekers schatten dat per jaar gemiddeld 7 tot 11 miljoen ton sediment via het Marsdiep in de Waddenzee komt. Getijgeulen verleggen zich regelmatig en de wadden- en kweldergebieden veranderen continu.

Ondanks dat de Waddendijken van Texel, Balgzand, Amstelmeer, Wieringen en de Afsluitdijk vanaf de jaren ‘80 op deltahoogte zijn gebracht, worden zij opnieuw versterkt om te voldoen aan huidige normen van waterveiligheid. De Waddendijk van Texel wordt komende jaren over 14 kilometer versterkt. Aan de zuidoostkust van Texel vindt bij de Prins Hendrikpolder kustversterking plaats door een innovatieve combinatie van dijkversterking met natuurontwikkeling, waarbij nieuwe duinen en kwelders worden aangelegd, met recreatieve voorzieningen. Start uitvoering halverwege 2018.De Amsteldijk en de Afsluitdijk worden ‘overslagbestendig’ gemaakt door de bekleding van de dijk te versterken en de Havendijk van Den Oever wordt 1,5 meter verhoogd.

Onder de noemer van de Nieuwe Afsluitdijk wordt gewerkt aan de toekomst van de dijk. In de Afsluitdijk wordt een derde spuisluis noodzakelijk geacht vanwege stijging van de zeespiegel, bodemdaling en verhoogde aanvoer van rivierwater via de IJssel. De nieuwe spuisluis moet ervoor zorgen dat IJsselmeerwater in elk geval tot 2050 onder vrij verval kan worden gespuid. De provincies werken samen met het Rijk om bij de aanpassingen voor waterveiligheid de dijk ook een opknapbeurt te geven. De Afsluitdijk moet een voorbeeld worden voor andere aan water gerelateerde duurzame innovaties met betrekking tot energie, natuur en economie (blauwe energie, vismigratie, belevingscentrum). De recreatieve en economische ontwikkelingen in Den Oever ‘Waddenpoort’ zijn hier onderdeel van. Voor de Afsluitdijk is het ‘Masterplan voor de Beeldkwaliteit’ (2015) gemaakt en een kwaliteitsteam ingesteld. De Afsluitdijk heeft de beschermde status als provinciaal monument.

De Waddenzee is Natura 2000-gebied en heeft UNESCO werelderfgoedstatus Natuur. Het beleid van de verschillende overheden richt zich op het bewaken van een juiste balans tussen natuur, cultuurhistorie, recreatie en economie (visserij en gaswinning). Het Waddenfonds investeert in initiatieven en projecten die de ecologie en duurzame economische ontwikkeling van het Waddengebied versterken.
Delen van het oude land van Texel, het Balgzand en Wieringen zijn beschermd aardkundig monument. Delen van de kust en de Waddenzee zijn stiltegebieden.

Waddenkust

Ambities en Ontwikkelprincipes

De algemene ambitie is om ruimtelijke ontwikkelingen:

  • bij te laten dragen aan het zichtbaar en herkenbaar houden van de landschappelijke karakteristiek
  • bij te laten dragen aan het versterken van (de beleving van) openheid en
  • helder te positioneren ten opzichte van de ruimtelijke dragers.

Onderstaande ambities en de bijbehorende ontwikkelprincipes zijn vertrekpunt bij het streven naar ruimtelijke kwaliteit.

De ambities en ontwerpprincipes zijn onder andere gebaseerd op de Richtlijnen ruimtelijke inrichting Waddendijk Texel (hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, 2004), Regionaal Ambitiedocument Kop van Noord-Holland (gemeenten Den Helder, Hollands Kroon, Schagen en Texel, december 2015) en het Masterplan voor Beeldkwaliteit voor de Afsluitdijk (Rijkswaterstaat, 2015).

1. Aan de Waddenkust komen verschillende landschappen samen

De vormgeving van de dijken voldoet aan de generieke eisen voor waterveiligheid. Tegelijkertijd verschillen de dijken in hun specifieke relatie met het achterland omdat de kustlandschappen verschillen. In de dijktrajecten op Texel is het onderscheid tussen het keileemlandschap enerzijds en het aandijkingenlandschap anderzijds zichtbaar. Tussen Den Helder en het Amstelmeer wordt de kust gevormd door een stoere deltadijk in contrast met de kronkelende geulen en wadplaten. Op Wieringen zorgt het reliëf van het keileemlandschap op twee plaatsen voor een natuurlijke kustverdediging en ontbreekt de deltadijk. De Afsluitdijk is een autonome dijk die twee grote wateren scheidt.

Ruimtelijke kwaliteit is gebaat bij:

  • het versterken van de herkenbaarheid en de zichtbaarheid van de relaties tussen binnen- en buitendijks op Texel.
    De Waddendijk op Texel vormt een harde grens, maar toch zijn er relaties tussen binnen- en buitendijks gebied. Het gaat hierbij vaak om betekenisvolle en cultuurhistorische plekken langs de dijk: oude kreekrestanten, de Oude Schans, de Skilsloot en uitwateringen zoals bij de molen en de gemalen.
    > De herkenbaarheid en zichtbaarheid van de karakteristieke relaties tussen binnen- en buitendijks dienen behouden en waar mogelijk versterkt te worden.
  • het versterken van de ruimtelijke relatie tussen Den Helder en de Waddenkust (kans).
    > Verbind Den Helder met de Waddenkust door middel van een nieuwe recreatieve verbinding. Zoek hierbij een logische aansluiting op bestaande recreatieve of cultuurhistorische structuren zoals de Stelling van Den Helder en de uitwateringssluis bij het Kuitje (kans).


  • het versterken van de ruimtelijke relatie met het achterland ter plaatse van de Balgzanddijk – Anna Paulownapolder (kans).
    > Maak de ontstaansgeschiedenis meer zichtbaar door het grillige kwelderlandschap naar binnen te halen in contrast met de rechte lijnen van de dijken en N99 (kans).
    > Verwijder (op termijn) de beplanting langs de N99 zodat de Balgdijk de grens van het zicht wordt (kans). Versterk de verschillen tussen de polderdijk (Balgdijk) en de zeewering (Balgzanddijk) (kans).
    > Versterk de beleving rond de oude Waddenkreken (‘Waterspin,’ zie ensemble Koegras–Anna Paulowna) en de relatie tussen Amstelmeer-Amsteldijk-Waddenzee (kans).
  • het vergroten van de beleving van Wieringen aan het Wad.
    De hooggelegen delen van het keileemlandschap liggen direct aan het Wad (zonder dijk) en enkele buitendijks gelegen delen hebben geen dijkbekleding (Dam en Vatdrop).
    > Versterk de beleving van het natuurlijk reliëf aan het Wad en zorg dat de overgangen van dijken naar het hooggelegen land en naar de buitendijkse delen zorgvuldig worden vormgegeven.
  • benutting van de bijzondere ligging van Den Oever op de plek waar Wieringen, Waddenzee, IJsselmeer, snelweg A7 en Afsluitdijk bij elkaar komen (kans).
    > Benut de vernieuwing en de aantrekkingskracht van de Afsluitdijk om Wieringen en Den Oever beter op de kaart te zetten, ‘Project Waddenpoort’ (kans).
    > Versterk de ruimtelijke relatie tussen het centrum van Den Oever en het haventerrein. Geef de coupure door de dijk en de verbindingen over de dijk als aantrekkelijke doorgang vorm (kans).
    > Versterk het aansluitpunt van de Afsluitdijk bij Den Oever tot een samenhangend complex van dammen, sluizen en kazematten (kans).

 

  • een uitgesproken heldere karakteristiek van de Nieuwe Afsluitdijk.
    > Plaats alleen functies op de dam en aanpalende terreinen die directe relatie hebben met de thema’s water en energie.
    > Versterk de beleving van de Afsluitdijk als stoere scheiding tussen twee grote wateren (kans).

2. De beleving van weidsheid en de oriëntatie op de ‘Waddenbaai’ zijn uitgangspunt

Dit deel van de Waddenzee en het land er omheen vormen samen een ‘baai’. De samenhang tussen de keileemopduikingen van Texel en Wieringen is een bijzonder gegeven, ook al is dit niet overal visueel te ervaren.

Ruimtelijke kwaliteit is gebaat bij:

  • vergroting van de betreedbaarheid van het Wad vanaf de Waddendijk op Texel.
    > Situeer toegangen (trappen en steigers) op logische plaatsen, aansluitend op routes en dorpen in het achterland, en geef deze uitnodigend vorm.

 

  • het beter beleefbaar maken van het Waddenlandschap van Den Helder tot en met het Amstelmeer.
    Het Waddenlandschap is hier verstopt achter wegen, dijken, kanalen en haventerreinen. De beleving van de Waddenzee kan verbeterd worden door op een aantal plekken goede uitzicht/belevingspunten op/aan de dijk te maken met zicht op de ‘Waddenbaai’.
    > Sluit aan bij de maat en schaal van het Wad maar wees terughoudend met elementen op de dijk.
    > Maak het beperkt aantal plekken waar het Wad beleefd kan worden bijzonder en herkenbaar, richt ze kwalitatief goed in (kans).
  • vergroting van de beleving van het Wad op Wieringen.
    > Behoud de zichtlijnen vanaf de hoge delen van Wieringen op het Wad.
    > Versterk de afwisseling van de beleving (binnendijks-buitendijks, hoog-laag, natuur-civiele techniek) voor recreanten op de doorgaande route over/aan de dijk (kans).
  • versterking van de beleving van de grootsheid van het waterlandschap op de Afsluitdijk.
    > Houd zichtlijnen vrij, plaats geen bebouwing en objecten buiten de aangewezen locaties.
    > Beperk de opgaande begroeiing op de aanpalende terreinen en dammen.
    > Realiseer een fietspad met zicht op de zee aan de Waddenzijde (kans).

3. De dijk is een ‘dijk van een dijk’.

Ruimtelijke kwaliteit is gebaat bij: 

  • het behoud van het beeld van de Waddenzeedijk op Texel als robuuste, stoere dijk.
    De vormgeving is sober en functioneel. Maatvoering en materialisering maken duidelijk dat de dijk tegen een stootje kan en dat het land achter de dijk veilig is.
    > Bij toekomstige aanpassingen aan de dijk dient het beeld van een robuuste zeedijk en de weidsheid en ‘lege’ horizon behouden te blijven.
    > Toevoegingen, met name aan de Waddenzijde, vallen snel op. Op en langs de dijk dient zeer terughoudend te worden omgesprongen met het toevoegen van nieuwe elementen. Een bijzonder element met een belangrijke betekenis zoals bijvoorbeeld de IJzeren Kaap kan uiteraard opvallen, maar zaken die van ondergeschikt belang zijn dienen ook als zodanig te worden vormgegeven.

 

  • helder onderscheid tussen oude en nieuwe dijken op Texel.
    > Bij aanpassingen aan de dijken dienen de karakteristieken van zowel oud als nieuw gerespecteerd en zoveel mogelijk versterkt te worden.
    > De punten waar oud en nieuw elkaar ontmoeten vragen specifieke aandacht. Het beeld en het profiel van de nieuwe dijk dient visueel door te lopen, waarbij de oude dijk ‘botst’ op de nieuwe. In profilering en materialisering dient hier aandacht aan besteed te worden.

 

  • het behoud van de Balgzanddijk als een robuuste, groene dijk.
    > De vormgeving is sober en functioneel. Op en langs de dijk, met name aan de Waddenzijde, zijn toevoegingen robuust en passend bij de stoere dijk.
    > Behoud het groene karakter van de dijk.

 

  • het behoud van de Amsteldiepdijk als een heldere verbindingsdam.
    > De vormgeving is sober en functioneel.
    > Versterk het contrast tussen het strakke dijktalud en de natuurlijke vooroevers aan binnen- en buitenzijde. Voorkom dichtgroeien van de dijkvoet.
    > Behoud het zicht op Wieringen en versterk de beleving van de overgang.
  • behoud van het monumentale en eenduidige karakter van de Afsluitdijk.
    > Laat de schoonheid van de Afsluitdijk, die bepaald wordt door eenvoud, eenduidigheid en eenvormigheid van het civieltechnische kunstwerk steeds uitgangspunt zijn.
    > Behoud de strakke autonome lijn van de dijk met uniform profiel, ritmiek van de heftorens op het sluizencomplex en versterk de verticaliteit van het monument.
    > Houd de visuele samenhang tussen de kazematten en het sluizencomplex intact.
    > Gebruik de nieuwe ambities op het gebied van duurzaamheid, ecologie en toerisme om het monumentale karakter te verbeteren. Niet alleen als waterbouwkundig icoon van overheersing van de natuur maar ook als hedendaags icoon voor samenspel tussen natuur en techniek (kans).
  • een duidelijke herkenbaarheid op de Afsluitdijk van de waterkerende functie en de historische bebouwingselementen (het ‘waterbouwkundig icoon’) enerzijds en de nieuwe ontwikkelingen anderzijds.
    > Laat de historische bebouwingselementen in hun architectonische schoonheid domineren.
    > Plaats nieuwe bebouwing alleen op knooppunten en volgens de zoneringsprincipes uit het Masterplan Beeldkwaliteit Afsluitdijk.
    > Voer nieuwe bebouwing uit in een eenzelfde vormentaal zodat er een familie van gebouwen ontstaat die een nieuwe tijdslaag vormt. Hanteer hierbij het uitgangspunt van ‘spectaculaire eenvoud’ (kans).
Scroll down Back to top