Prachtlandschap Noord-Holland!
Leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018

(Bebouwings-) linten

Context en dynamiek

Linten zijn onlosmakelijk verbonden met het Noord-Hollandse landschap. Het zijn lineaire structuren die zijn ontstaan als organisch gegroeide, vaak historische routes en ontginningsassen. Ze hebben hun eigen karakteristieke ontwikkelingsgeschiedenis doorgemaakt, gebonden aan het landschapstype. Zo ziet een lint in het veenpolderlandschap er anders uit dan een lint in het oude zeekleigebied of in het aandijkingenlandschap. Door het aaneengroeien van afzonderlijke linten ontstaan samengestelde linten.

Elk lint heeft een ‘structuurdrager’ waaraan het lint is gegroeid, meestal een dijk, een weg, een kanaal of een vaart. De woningen zijn op deze structuurdrager georiënteerd en het lint ontleent daar, samen met de opbouw van het landschap, zijn verschijningsvorm en identiteit aan. Vaak staan er aan een lint stolpen die de identiteit ervan versterken.

Bij de onderstaande ontwikkelprincipes is een onderscheid gemaakt tussen het aangesloten dorpslint, het open lint en het agrarisch lint.

In het aaneengesloten dorpslint bevindt zich vaak het hart van een dorp. De bebouwing staat dicht op elkaar, is divers en kleinschalig, vrijstaand of geschakeld en heeft een directe relatie met de weg of het water. Er is beperkt zicht op het achterliggende landschap. De percelen zijn relatief klein en het groen wordt bepaald door beplanting langs de weg en/of in de tuinen. Naar de randen van het dorpslint toe worden tussenruimten breder en wordt de relatie met het aangrenzende landschap sterker.

Het open lint heeft meer ruimte tussen de bebouwing, en relatief veel onbebouwde ruimte. Er zijn bredere doorzichten tussen de bebouwing naar het landschap. Hier is vaak een mix van kleinschalige en grootschalige bebouwing en functies te vinden. De beplanting staat op de erven en soms ook langs de weg.

In het agrarisch lint overheerst het landschap; de bebouwing staat verspreid, soms op regelmatige en soms op onregelmatige afstand. De bebouwing heeft vaak een agrarisch karakter, is doorgaans grootschaliger en de erven zijn ruim opgezet. Het aantal burgererven neemt er momenteel vaak toe. De beplanting staat vaak op de erven, die als groene toeven in het landschap liggen.

De linten zijn aan verandering onderhevig. Dat komt bijvoorbeeld door inbreiding door het toevoegen van nieuwe bebouwing aan het lint of door schaalvergroting van de (agrarische) lintbebouwing. Hier en daar wordt bedrijfsbebouwing vervangen door woningbouw, of er wordt bebouwing toegevoegd direct achter het lint of in het achterliggende landschap. Daarnaast wordt soms leegstaande (cultuur)historische lintbebouwing gesloopt en vervangen door nieuwbouw. Bij wegverbreding en herinrichting van de openbare ruimte verandert dikwijls de relatie tussen weg en bebouwing en verdwijnen soms specifieke elementen zoals wegsloten. Door deze dynamiek vervaagt de eigenheid van het lint, wordt de relatie tussen lint en landschap minder leesbaar en gaan linten steeds meer op elkaar lijken.

Essentieel voor de kwaliteit van het Noord-Hollandse landschap is dat de veranderingen in de linten gepaard gaan met behoud, en liefst versterking, van de kwaliteit en identiteit ervan.

 

Ontstaansgeschiedenis en kernwaarden in de structuur

De (bebouwings)linten zijn overal in de provincie te vinden. De ontstaansgeschiedenis en de kernwaarden – waaronder landschappelijke karakteristiek, openheid en ruimtebeleving en de ruimtelijke structuren– worden uiteengezet in de teksten over de betreffende ensembles.

 

Twisk - Dorpsweg © Theo Baart

(Bebouwings-) linten

Context / Ambities en ontwikkelprincipes

download (Bebouwings-) linten PDF - 1,92 MB

Ambities en Ontwikkelprincipes

De algemene ambitie is om ruimtelijke ontwikkelingen:

  • bij te laten dragen aan het zichtbaar en herkenbaar houden van de landschappelijke karakteristiek
  • bij te laten dragen aan het versterken van (de beleving van) openheid en
  • helder te positioneren ten opzichte van de ruimtelijke dragers.

Onderstaande ambities en de bijbehorende ontwikkelprincipes zijn vertrekpunt bij het streven naar ruimtelijke kwaliteit.

1. Het lint heeft een duidelijke relatie met het omliggende landschap

 

Ruimtelijke kwaliteit is gebaat bij:

 

  • een goede herkenbaarheid van het lint als lijnvormige structuur in het landschap.
    > Houd het lint herkenbaar en/of versterk het als structuur in het landschap. Wees terughoudend en zorgvuldig met het ontwikkelen van woonbuurten aan of achter het lint.

> Houdt ruimte tussen twee linten vrij en houd ‘oksels’ tussen kruisende linten open.
> Houd de oorspronkelijke linten herkenbaar als historische structuren en identiteitsdragers als ze opgenomen zijn/worden in een verdichte omgeving.

 

  • het behouden van doorzichten vanaf de weg naar het achterliggende landschap.
    > Behoud de doorzichten vanaf de linten naar het landschap naast het lint. De mate van openheid verschilt per type lint (zie ambitie 3).

> Maak bij erfuitbreiding een zorgvuldige afweging of de nieuwe bebouwing het beste achter of naast de bestaande bebouwing kan worden geplaatst.

> Behoud aanwezige kavelsloten tussen de erven.

 

  • een zorgvuldige overgang van de erven naar het landschap.
    > Behoud karakteristieke erfbeplanting of voeg die toe als dit kenmerkend is voor het landschaps- en/of erftype (zie ook structuur (Agrarische) erven).
    > Behoud de achtersloten als zij de schaalverschillen markeren tussen smalle kavels aan het lint en brede kavels in het achterliggende landschap.

 

2. Het lint en de structuurdrager (weg/dijk/vaart) vormen een samenhangend geheel

 

Ruimtelijke kwaliteit is gebaat bij:

 

  • ontwikkelen passend bij de structuurdrager.
    > Sluit aan bij de kenmerkende samenhang tussen lintbebouwing en structuurdrager, bijvoorbeeld: ontwikkel aan de dijkkruin of aan de voet van de dijk, ontwikkel direct aan of op afstand van de weg/dijk/vaart.
    > Oriënteer de bebouwing op de weg/dijk/vaart. De ontsluiting is bij voorkeur rechtstreeks op het lint, van oudsher vaak via een brug of dam.
    > Geef de voorzijde van het erf een representatieve functie; de bedrijvigheid en logistiek vinden plaats achterop het erf (zie ook structuur (Agrarische)erven).
    > Pas beplanting zodanig in dat die de karakteristiek van het lint versterkt. Behoud de laanbeplanting als die karakteristiek is voor dit lint.
    > Behoud of herstel de (teen)sloot tussen de weg/dijk en het erf als die kenmerkend is voor het lint.

 

3. Ontwikkelingen passen bij het karakter en de identiteit van het lint

Er is een onderscheid gemaakt naar drie typen lint: dorpslint, open lint en agrarisch lint.

 

Ruimtelijke kwaliteit is gebaat bij:

  • een zorgvuldige afweging of de maat en schaal van de nieuwe bebouwing past bij het (type) lint, of dat hier elders een betere plek voor is.
    > Ga bij ruimtelijke ontwikkelingen zorgvuldig om met de karakteristieken van de historisch gegroeide dorpsstructuur, bewoningsvorm en landschappelijke context.
  • een herkenbare identiteit van het ‘aaneengesloten dorpslint’.
    Ontwikkel in dezelfde maat en schaal als de overige bebouwing in het lint. Zorg voor diversiteit in de bebouwing, voorkom repetitie. Voor nieuwe hoogteaccenten en bebouwing op markante plekken gelden hogere beeldkwaliteitseisen.
    > Zorg voor continuïteit in de inrichting van de openbare ruimte, passend bij de identiteit van het lintdorp.

 

  • een regelmatige afwisseling tussen bebouwing en groen/openheid in een ‘open lint’.
    > Behoud de bredere doorzichten tussen de bebouwing en de relatie tussen het lint en het direct aangrenzende landschap.
  • het ontwikkelen binnen de ritmiek van een ‘agrarisch lint’.
    > Pas nieuwe bebouwing zo in dat die aansluit op de ritmiek van het agrarisch lint en de regelmatige of onregelmatige afstand tussen bestaande erven.

4. Overige ontwikkelprincipes

De ruimtelijke kwaliteit is gebaat bij:

  • het behouden en het zichtbaar/beleefbaar blijven van de huidige verkavelingsstructuur (inclusief sloten) bij (semi-)tijdelijke functies en opstellingen in het landschap, zoals voor zonne-energie. Zorg voor een ruime landschappelijke begrenzing van het terrein, die aansluit op het bestaande omringende landschap; vermijd hoge hekken in het landschap. Streef ernaar dat de opstelling kwaliteit toevoegt aan het bestaande landschap.
Back to top