Prachtlandschap Noord-Holland!
Leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018

Aalsmeer-Uithoorn

Context

Het ensemble Aalsmeer-Uithoorn ligt ten zuidwesten van Amsterdam en tussen de ensembles Haarlemmermeerpolder en Amstelscheg. Dit ensemble bevat een complex samenstel van droogmakerijenlandschap en veenpolderlandschap met plassen, ontginningslinten en restanten van het voormalige veenontginningslandschap (veenbovenlanden). Als gevolg van de nabijheid van Schiphol ontwikkelde zich rondom de bloemenveiling van Aalsmeer een ‘landschap’ van kassen en logistieke bedrijvigheid. De as Amsterdamse Bos-Westeinderplassen verbindt Amsterdam met het Groene Hart. De provinciale weg N201 loopt dwars door het ensemble, evenals de Stelling van Amsterdam.

 

Legmeerpolder © Theo Baart

Ontstaansgeschiedenis

De bewoners van Aalsmeer zagen rond de 13e eeuw hun omgeving verdwijnen door de vervening, het afgraven en wegbaggeren van veengrond voor turf als brandstof voor de groeiende steden. Zo ontstonden de Oosteinderpoel, de Schinkelpoel, het Stommeer, Hornmeer, het Legmeer en de Westeinderplassen. Ook de Haarlemmermeer werd als gevolg van de afslag van het veenland aan de noord- een oostzijde steeds groter. In de 17e eeuw werd begonnen met het terugwinnen van landbouwgrond. Eerst werd het Stommeer drooggemaakt (1650) en daarna het Hornmeer (1674).

De historische kaart van omstreeks 1850 toont een groot uitgeveend plassengebied ten oosten van Aalsmeer waarin de Legmeerdijk de scheiding vormt tussen de Oosteinderpoel en het Legmeer. De Ringvaart van de Haarlemmermeer werd tussen 1839 en 1845 gegraven en in 1852 kwam het meer droog te liggen. Vijftig jaar later waren ook de Legmeer en de Oosteinderpoel ingepolderd. De Westeinderplassen bleven open. Het ontginningslint van Aalsmeer behoort tot een strook oorspronkelijk veenontginningslandschap met smalle kavels, het zogenoemde veenbovenland. De petgaten (langwerpige putten) in het gebied laten zien dat ook hier veen is gewonnen, maar het gebied is nooit opgeslokt door de groter wordende meren.

Rond 1900 werd de Stelling van Amsterdam aangelegd. Hierbij maakte men gebruik van de in het gebied aanwezige dijken. De scheidingsdijk tussen de Noorder en Zuider Legmeerpolder werd ingericht als liniedijk. Aan deze liniedijk, hier Vuurlijn genaamd, werden drie vooruitgeschoven forten gekoppeld.

 

Uitsnede historische kaart 1850 (Topotijdreis)
Uitsnede hoogtekaart (Actueel Hoogtebestand Nederland)

 

Rond het ontginningslint van Aalsmeer ontwikkelde zich in de tweede helft van de 19e eeuw de bloementeelt. In reactie op de toegenomen macht van de tussenhandel, bundelden kwekers in Aalsmeer hun krachten en organiseerden ze in 1911 de eerste veiling. De bloemen- en plantenexport groeide explosief en profiteerde van de nabijheid van Schiphol. In 1972 werd een nieuw veilingcomplex aan de Legmeerdijk in gebruik genomen. Het centrale veilinggebouw had in 2007 een oppervlakte van rond de 860.000 m² en was daarmee het grootste overdekte handelsgebouw ter wereld.

Het Amsterdamse Bos werd tussen 1934 en 1967 gerealiseerd als onderdeel van het Amsterdams Uitbreidingsplan. De aanleg van het bos werd in de crisisjaren als werkgelegenheidsproject aangepakt. Tussen 1960 en 1985 groeiden de kernen Aalsmeer en Uithoorn explosief. Tussen 1912 en 1918 werden verschillende lokale spoorlijnen in het ensemble aangelegd als onderdeel van de Haarlemmermeerspoorlijnen. Na 1950 zijn deze alle verdwenen behalve de museumtramlijn Amstelveen – Bovenkerk. De N201 is recentelijk omgelegd op een nieuw tracé ten noorden van de kernen, met een tunnel onder de Ringvaart en Bovenlanden (Waterwolftunnel) en een aquaduct onder de Amstel.

Rijsenhout Westeinder © Theo Baart
Kernwaarden in het ensemble en overzichtskaart

Ensemble Aalsmeer-Uithoorn staat hieronder beschreven aan de hand van drie provinciale kernwaarden:

  • de landschappelijke karakteristiek: de landschapstypen en de belangrijkste kenmerken van deze landschappen.
  • openheid en ruimtebeleving: de beleving van de vrije open ruimte, de horizon en de oriëntatiepunten.
  • de ruimtelijke dragers: de driedimensionale structuren en lijnen die in het (vlakke) landschap het beeld bepalen en begrenzen. Denk hierbij aan bebouwingslinten, bomenlanen en dijken.

 

Overzichtskaart
klik voor grotere afbeelding

Landschappelijke karakteristiek

Het landschap in dit ensemble heeft een complexe samenstelling. Op hoofdlijnen zijn er drie parallelle zones te onderscheiden: aan de westzijde het oorspronkelijk veenpolderlandschap langs de linten van Aalsmeer en meer naar het oosten het droogmakerijenlandschap. Aan de oostzijde vinden we nog een smalle rand veenpolderlandschap langs de Amstel. De Stelling van Amsterdam loopt dwars door deze zones heen.

Het veenpolderlandschap reikt van Aalsmeer tot Amsterdam en bestaat uit een samenstel van het veenbovenland met ontginningslinten (Aalsmeer en Amstelveen), het grote open water van de (uitgeveende) Westeinderplassen en de Nieuwe Meer. Langs de ontginningslinten van Aalsmeer (Uiterweg, Oosteinderweg) liggen tuinderijen op de restanten veenbovenland en petgaten. Ook langs het ontginningslint van Amstelveen zijn nog stukken veenbovenland te vinden. De Poel ontstond na vervening. Bij aanleg van het Amsterdamse Bos werd het veenpolderlandschap omgevormd, de Nieuwe Meer vormt de noordelijke begrenzing.

Het droogmakerijenlandschap in het midden van het ensemble wordt gevormd door de Noorder Legmeerpolder, de Oosteinderpoelpolder en de Zuiderlegmeerpolder. De Legmeerdijk vormt de scheiding tussen de droogmakerijen Legmeerpolder en de Oosteinderpoelpolder. Deze droogmakerijen zijn verdicht met een verzameling van woonbebouwing, bedrijven(terreinen) en kassen. De hoofdrichtingen van de polders zijn nog zichtbaar in de verstedelijking. Ook in de Zuiderlegmeerpolder volgen de kassencomplexen de verkavelingsrichting. De Bovenkerkerweg ligt op de dijk die de scheiding vormt naar de Bovenkerkerpolder (ensemble Amstelscheg). Aan de zuidzijde ligt de droogmakerij Zuiderlegmeer.

In het Zijdelmeer aan de zuidzijde van het ensemble is een oude kreek van het Legmeer herkenbaar, die in verbinding stond met de Amstel. Ten zuiden van Uithoorn liggen veenpolders (veenbovenland) langs de Amstel.

Openheid en ruimtebeleving

De Groote Poel van de Westeinderplassen, de Bovenkerkerpolder (ensemble Amstelscheg) en de veenweidegebieden aan de zuidzijde langs de Amstel vormen de grootste open ruimten, voor de rest geeft het ensemble een aangesloten bebouwingsbeeld. Specifiek voor het ensemble zijn de grote aaneengesloten complexen van kwekerijen met kassen gelegen tussen de kernen Aalsmeer, Amstelveen, Uithoorn en Kudelstaart.

De bovenlanden van Aalsmeer hebben smalle, veelal met bebouwing en beplanting verdichte, kavels met enkele doorzichten haaks op de ontginningsassen naar de achterliggende ringvaart en lagergelegen Poelpolder en Westeinderplas. De Amstelveense Poel is een ingesloten, ronde plas. Het water van de Nieuwe Meer vormt een open ruimte op de overgang naar het stedelijk gebied van Amsterdam. De hoogbouw langs de Zuidas aan de noordoostzijde vormt hier de skyline. Andere kenmerkende oriëntatiepunten in dit deel van het ensemble zijn de watertoren van Kudelstaart en de kerk van Bovenkerk.

De droogmakerijen geven een verdicht landschapsbeeld. Van openheid is hier nauwelijks sprake. Waar die openheid nog wel in beperkte mate ervaarbaar is, zoals in de Thamerpolder, is deze kwetsbaar. Aan de oostzijde van het ensemble liggen enkele grote ruimten (Legmeer) die overgaan in het ensemble Amstelscheg en het Groene Hart. De bovenlanden langs de Amstel zijn het laatste stukje zichtbaar open veenweidelandschap binnen dit ensemble.

Van de schootsvelden van de forten van de Stelling van Amsterdam is weinig meer ervaarbaar omdat de forten in de beplanting zijn opgenomen of in bebouwd gebied zijn komen te liggen.

Ruimtelijke dragers

Aan de westrand van het ensemble vormen de ringvaart en ringdijk van de Haarlemmermeer samen een ruimtelijke drager. Het ontginningslint van Aalsmeer met zijn zuidwest-noordoostelijke richting is de ruimtelijke drager voor de orthogonale opbouw van de Oosteinderpoelpolder. Aan de noordzijde van de Westeinderplas bevindt zich een langgerekt eilandenrijk van veenbovenlanden met verspringende kavels. Het bestaat uit een dubbele reeks eilanden in dezelfde zuidwest-noordoost richting. Deze vormen een aantrekkelijke (recreatieve) zone tussen Amsterdam en het Groene Hart.

De Aalsmeerderweg, Hornweg, Legmeerdijk (N231), Noorddammerweg en Bovenkerkerweg (N251) zijn structurerend voor de droogmakerijen. In de Zuider Legmeer is de Hoofdweg de ruimtelijke drager.

De Stelling van Amsterdam, opgebouwd met de in het gebied aanwezige dijken, is ook een ruimtelijke drager in het gebied. De liniedijk, de Vuurlinie, is hier tevens de scheidingsdijk tussen de Noorder en Zuider Legmeerpolder en vormt een samenhangend geheel met de drie vooruitgeschoven forten. De forten manifesteren zich als groene pareltjes in het gebied.

De Amstel met omringende bovenlanden vormt een slingerend lint aan de zuidzijde.

De recent omgelegde N201 voegt zich tussen Ringvaart en Legmeerpolder in het polderpatroon. Halverwege de Legmeerpolder verlaat de weg dit patroon en loopt los ten opzichte van het landschap (geen drager) door de Bovenkerkerpolder.

Dynamiek

De aanwezigheid van de bloemenveiling en de nabijheid van Schiphol zorgen voor grote dynamiek in het gebied. De maat van de bedrijfsontwikkeling leidt ertoe dat historische structuren ruimtelijk hun betekenis verliezen. Herstructurering van de glastuinbouw is een opgave in de hele regio, maar in de Bovenlanden van Aalsmeer het meest. Voor de ontwikkeling van de glastuinbouw in regionale context is de Ruimtelijke visie Greenport Aalsmeer (2015) opgesteld. Woningbouw wordt steeds belangrijker. De gebieden langs de N201 en N231 zijn in ontwikkeling en verdichten. De recreatieve betekenis van het Amsterdamse Bos wordt steeds groter en daarmee groeit het belang van de recreatieve as naar de Westeinderplassen. De watersport is hier van oudsher al een grote recreatietak, het sloepvaren wordt steeds belangrijker.

Het ensemble valt onder het Luchthaven Indelingsbesluit (LIB). De Westeinderplassen en de Bovenlanden vormen onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN), de zuidelijke polders langs de Amstel zijn weidevogelleefgebied. De Stelling van Amsterdam is UNESCO-Werelderfgoed.

Aalsmeer-Uithoorn

Ambities en Ontwikkelprincipes

De algemene ambitie is om ruimtelijke ontwikkelingen:

  • bij te laten dragen aan het zichtbaar en herkenbaar houden van de landschappelijke karakteristiek
  • bij te laten dragen aan het versterken van (de beleving van) openheid en
  • helder te positioneren ten opzichte van de ruimtelijke dragers.

Onderstaande ambities en de bijbehorende ontwikkelprincipes zijn vertrekpunt bij het streven naar ruimtelijke kwaliteit.

De ambities en ontwikkelprincipes zijn onder andere gebaseerd op het Beeldkwaliteitsplan Stelling van Amsterdam (DHV/Feddes-Olthof in opdracht van provincie Noord- Holland, 2008).

1. De Bovenlanden en Westeinderplassen vormen een blauwgroene verbindingszone van Amsterdam naar het Groene Hart

Op regionaal niveau vormt deze ruggengraat een belangrijke ecologische en recreatieve verbinding tussen Amsterdam en het Groene Hart.

Ruimtelijke kwaliteit is gebaat bij:

  • het versterken van de groene en recreatieve zone Amsterdamse Bos – Bovenlanden – Aalsmeer – Uiterweg – Pontje Rijnsburg.
    > Laat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen aansluiten bij de kleinschaligheid van het historische bebouwingslint. Deze wordt gekenmerkt door smalle kavels, een sloot langs het lint met overwegend groene (niet verharde) erven met bescheiden beschoeiingen en een eenvoudige brug bij elk kavel. Voorkom het dempen van de sloot en meerdere bruggen per kavel.
    > Versterk de recreatieve mogelijkheden door verdichting van het netwerk van (fiets)paden, bijvoorbeeld door de Hogedijk als recreatieve route in te richten (kans).
  • het zichtbaar houden van de Westeinderplas en het vergroten van de toegankelijkheid van het water.
    > Houd zicht op de plas vanaf de Kuddelstaartseweg en Herenweg.
    > Richt oevers in als openbare ruimte zoals langs de Stommeerweg (kans).

2. De veenbovenlanden en de droogmakerijen verschillen van karakter

De overgangen van veenbovenland naar droogmakerij zijn bijzonder voor dit ensemble. De situatie waarbij achter het ontginningslint Oosteinderweg een dijk naar het droogmakerijlandschap ligt is bijzonder. Het in stand houden en verbeteren van de beleefbaarheid van deze dijk met zijn landschappelijke overgang is een belangrijke opgave.

Ruimtelijke kwaliteit is gebaat bij:

  • het beleefbaar houden van de overgangen van bovenland naar droogmakerij (dijk achter de dijk, van hoog naar laag, bijvoorbeeld situatie tussen Oosteinderweg en Hogendijk).
    > Draag zorg dat eventuele ruimtelijke ontwikkelingen deze beleving niet belemmeren.
  • het bevorderen van de beleefbaarheid van de verschillende ontginningsrichtingen van de droogmakerijen, zoals zichtbaar in dijken, occupatielinten en verkavelingsrichtingen.
    > Houd daarbij de dijken herkenbaar en versterk de laanbeplanting van de polderlinten.
    > Creëer een kleinschalige zone met woningen en tuinen tussen (grootschalige) bedrijfsbebouwing en weg.
    > Versterk de kavelrichting aan weerszijden van de N201 om de weg beter in de Bovenkerkpolder in te passen (kans).

3. Het landschap langs de Amstel wordt gekarakteriseerd door zijn grote mate van openheid

De bovenlanden langs de Amstel zijn het laatste stukje zichtbaar veenweidelandschap binnen dit ensemble. De open zone langs de Amstel vormt een grote kwaliteit in contrast met het dichte kassenlandschap.

Ruimtelijke kwaliteit is gebaat bij:

  • het openhouden van de veenbovenlanden (veenpolders) van de Amstel.
    > Koester de incidentele open kavels tussen kernen en kassencomplexen, zeker waar deze ook belangrijke doorzichten bieden.
    > Bouw niet langs de Amstel en behoud het zicht vanaf de zuidelijke Amsteldijk het gebied in.
    > Verbeter de publieke toegankelijkheid en continuïteit van het Jaagpad (kans).

4. De Stelling van Amsterdam (Vuurlijn met forten) is ruimtelijk manifest

De Stellingzone is binnen het ensemble niet meer als open ruimte herkenbaar. De forten liggen op enige afstand voor de Vuurlijn en zijn ingesloten in de bebouwing. Het ruimtelijk versterken van de zone langs de dijk kan de aantrekkelijkheid van de Stelling vergroten.

Ruimtelijke kwaliteit is gebaat bij:

  • het versterken van de continuïteit van de Vuurlijn (liniedijk).
    > Houd het profiel in stand en zet in op een zo breed mogelijke groene zone langs de Vuurlijn.

> Geef kruisingen van infrastructuur met de Vuurlijn herkenbaar vorm. Versterk de identiteit van de liniedijk met heldere coupures en afwerking van de kopse kanten van de liniedijk (Zie Structuur Stelling van Amsterdam/Nieuwe Hollandse Waterlinie).

  • het versterken van de relatie tussen fort en Vuurlijn.
    > Houd de forten zichtbaar en zorg dat ook de beplanting het zicht op de forten niet belemmert.
    > Versterk de samenhang tussen de forten door eenheid in het materiaalgebruik in bewegwijzering en terreininrichting.

5. Overige ontwikkelprincipes

De ruimtelijke kwaliteit is gebaat bij:

  • het behouden en het zichtbaar/beleefbaar blijven van de huidige verkavelingsstructuur (inclusief sloten) bij (semi-)tijdelijke functies en opstellingen in het landschap, zoals voor zonne-energie. Zorg voor een ruime landschappelijke begrenzing van het terrein, die aansluit op het bestaande omringende landschap; vermijd hoge hekken in het landschap. Streef ernaar dat de opstelling kwaliteit toevoegt aan het bestaande landschap (zie in de Voorbeeldenbank de Kwaliteitsimpuls Zonneparken voor inspiratie).

 

Scroll down Back to top