Prachtlandschap Noord-Holland!
Leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018

Zijpe- en Hazepolder

Context

Het ensemble Zijpe- en Hazepolder ligt aan de Noordzeekust, aan de noordzijde van de Hondsbossche Zeewering. Het sluit wat betreft landschappelijke opbouw aan op het ensemble Koegras-Anna Paulownapolder. De kust wordt van zuid naar noord gevormd door de Hondsbossche en Pettemer Zeewering, een strook jonge duinlandschap die naar het noorden toe steeds breder wordt en het voormalige eiland Callantsoog. Daarachter ligt het aandijkingenlandschap dat een karakteristieke opbouw heeft, met een helder raster van lange, geknikte polderlinten, dwarswegen en kruisdorpen. Tussen beide landschapstypen loopt een scherpe grens. De Westfriese Omringdijk vormt de oostelijke begrenzing van het ensemble. De belangrijkste verbindingen zijn de N9 en het Noordhollandsch Kanaal. De Noordzeekust, de natuur, de cultuurhistorie en de bollenvelden maken dit gebied geliefd bij toeristen en het is tevens een rustig woongebied. Recent zijn aan de zeezijde van de Hondsbossche en Pettemer Zeewering strand en duinen toegevoegd om zo de kust hier te versterken.

 

Grote Sloot © Theo Baart

Ontstaansgeschiedenis

De strandwallen die in Noord-Holland een groot deel van de Noordzeekustlijn vormen, ontstonden zo’n 5000 jaar geleden. Tussen Camperduin en Texel was deze strandwal weliswaar gesloten, maar wel erg smal. Erachter lag een veengebied dat al in de vroege middeleeuwen in ontginning werd genomen. Mede door die ontginningen brak de zee tussen 1000 en 1300 op drie plaatsen door de smalle strandwal en sloeg grote delen van het achterliggende veen weg. Er ontstond een waddengebied met van noord naar zuid de zeegaten het Marsdiep, het Heersdiep en de Zijpe. Daartussen lagen twee resterende stukken strandwal: de eilanden Callantsoog (‘t Oghe) en Huijsduinen. In de 15e en 16e eeuw verzanden de zeegaten Zijpe en Heersdiep langzaam weer, terwijl het Marsdiep breder en dieper werd.

Vanaf het midden van de 16e eeuw werden verschillende mislukte pogingen ondernomen om de Zijpepolder droog te leggen. Bij de eerste bedijkingen dacht men het zonder molens af te kunnen, gezien de relatief hoge ligging van de polder. Vanaf 1561 werden toch molens gebouwd om het gebied droog te houden. De tien molens bleven gespaard bij de zware stormvloed van 1570, maar de dijken verzwakten en de polder raakte weer blootgesteld aan de getijden. De molens werden afgebroken en verkocht.
In 1597 volgde de definitieve bedijking met een zanddijk ter hoogte van de Hondsbossche en Pettemer Zeewering en was de Zijpepolder een feit. De veel kleinere Hazepolder direct ten zuiden van Petten werd daarmee tegelijk ingepolderd. De vele molens die de Zijpe droog hielden, hebben lang hun functie behouden tot ze tussen 1950 en 1966 buiten gebruik werden gesteld.
In 1877 werd de zanddijk omgevormd tot een veel sterkere dijk bedekt met basaltblokken: de Hondsbossche Zeewering. Dankzij het succes van de Zijpepolder werd het makkelijker om investeerders te vinden voor vergelijkbare projecten. Zo werden achtereenvolgens de Beemster, de Purmer, de Wormer, de Heerhugowaard en de Schermer drooggelegd.

De Zijpepolder kreeg een rationele verkaveling. De hoofdstructuur werd geënt op de langgerekte vorm van de polder en kreeg daardoor ook zijn kenmerkende knik. De polder werd in de lengterichting doorsneden door drie assen (linten) waarlangs de boerderijen zijn gebouwd, van west naar oost de Belkmerweg, de Ruigeweg en de Grote Sloot. De locatie van de Grote Sloot werd in belangrijke mate bepaald door de aanwezigheid van de oude stroomgeul van het Sint Maartenszwin. De langgerekte blokken tussen de linten werden verdeeld in regelmatige, langwerpige kavels. De polder werd op enkele plaatsen doorkruist door een dwarsweg. Op de kruispunten van bebouwingslinten en dwarswegen ontstonden kernen. De reeksen kernen aan een dwarsweg hoorden bij elkaar, zoals Sint Maartenszee, Sint Maartensvlotbrug, Sint Maartensbrug en Sint Maarten. Tegelijkertijd kregen de plaatsnamen langs een lange as weer dezelfde uitgang, zoals Burgerbrug, Sint Maartensbrug en Schagerbrug.

De polder is met een zekere grandeur ingericht. Zo stonden aan de Grote Sloot grote herenboerderijen. Dit waren stolpboerderijen met een aangebouwd voorhuis, vergelijkbaar met enkele grote herenboerderijen in de latere Beemster. Een voorbeeld van deze boerderijen in de Zijpepolder is ’t Huijs te Vroech Op. Daarnaast werden door koopmannen uit Amsterdam, regenten uit Alkmaar en welgestelden uit Medemblik, Hoorn en Enkhuizen plantages en buitenplaatsen aangelegd, zoals Wildrijk en Ananas.

Het Noordhollandsch Kanaal is omstreeks 1824 door de polder gegraven en volgt deels de lijnen van de polder. In het noordelijke deel snijdt het kanaal diagonaal door de kavels in de richting van Den Helder. Het kanaal vormde de verbinding van Amsterdam naar de Noordzee. Vlotbruggen verbonden beide zijden van het kanaal.

 

Uitsnede historische kaart 1850 (Topotijdreis)
Uitsnede hoogtekaart (Actueel Hoogtebestand Nederland)

 

In de oorlog heeft de Duitse bezetter de Atlantikwall aangelegd in de duinen. Deze bestond uit betonnen verdedigingswerken (onder andere bunkers) die niet of nauwelijks zichtbaar waren. Ook het toenmalige (derde) dorp Petten werd op last van de Duitsers afgebroken en pas na de oorlog enige honderden meters noordwestelijk weer opgebouwd. Dit dorp heeft als typisch voorbeeld van de wederopbouw een meer samenhangend karakter en een meer rationele structuur, aansluitend op het landschap van de zeeweringen ten noorden en zuiden ervan. Het Zwanenwater ten zuiden van Callantsoog is een laagte of vallei die is ontstaan door duinvorming als gevolg van de 16e en 17e-eeuwse bedijkingen. In de vallei ontstond een groot duinmeer, dat door verstuiving is opgedeeld in tweeën. Het natuurgebied het Zwanenwater is sinds 1973 in handen van Natuurmonumenten. Begin jaren ’60 vestigde het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) zich in de duinen bij Petten.

Het ensemble is grotendeels een van oorsprong agrarisch gebied dat zich vanwege de Noordzeekust ontwikkelde tot een gebied met een grote toeristische en recreatieve aantrekkingskracht. Het is ook een gewaardeerd woongebied. De agrarische sector heeft een belangrijke rol gehouden: de bollenteelt heeft zich in het westelijke deel van de Zijpepolder ontwikkeld binnen het bollenconcentratiegebied. Het oostelijk deel is als grasland in gebruik voor de veeteelt.

GroteSloot WestFriesche Zeedijk © Theo Baart
Kernwaarden in het ensemble en overzichtskaart

Ensemble Zijpe- en Hazepolder staat hieronder beschreven aan de hand van drie provinciale kernwaarden:

  • de landschappelijke karakteristiek: de landschapstypen en de belangrijkste kenmerken van deze landschappen.
  • openheid en ruimtebeleving: de beleving van de vrije open ruimte, de horizon en de oriëntatiepunten.
  • de ruimtelijke dragers: de driedimensionale structuren en lijnen die in het (vlakke) landschap het beeld bepalen en begrenzen. Denk hierbij aan bebouwingslinten, bomenlanen en dijken.

 

Overzichtskaart
klik voor grotere afbeelding

Landschappelijke karakteristiek

Dit ensemble is een samenstel van de landschapstypen: jonge duinlandschap en aandijkingenlandschap. De grens tussen duin en polder is scherp. Aan de oostzijde vormt de Westfriese Omringdijk een markant landschappelijk element.

Het reliëfrijke jonge duinlandschap, met enkele nollen (zandduinen), scheidt het strand en de polder. Het is deels openbaar en omvat onder meer het natuurgebied Zwanenwater. In het duingebied ligt ook het afgesloten terrein van Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN). De Hondsbossche en Pettemer Zeewering (dijk) is een belangrijk herkenningspunt tussen Petten en Camperduin (zie ook ensemble Noord-Kennemerland). Met de Hondsbossche Duinen is aan de zeezijde van de dijk zand opgebracht voor kustbescherming en is een natuur- en recreatiegebied toegevoegd. Bij de aanleg is beoogd de oude dijk in het landschap aan de oostkant te respecteren. Kenmerkend voor het gehele gebied is dat de polders (hier de Hazepolder) op een dramatische manier tot vlakbij de zee komen. De geschiedenis van de kustdoorbraken is hier nog voelbaar.

De rationeel verkavelde Zijpe- en Hazepolder is sterk afwijkend van het duingebied. De aandijking Zijpe- en Hazepolder (verder de Zijpepolder) heeft een kenmerkende opbouw met een raster van langgerekte, noord-zuidgeoriënteerde linten en vaarten met haaks daarop staande dwarswegen die de Westfriese Omringdijk met de Noordzeekust verbinden. Op de kruising van lange linten en dwarswegen liggen de kruisdorpen. De noord-zuidgeoriënteerde polderlinten hebben ieder een eigen karakter (zie ook Ruimtelijke dragers). Bij de aanleg van de polder had men veel oog voor kwaliteit en de polder en de bebouwing zijn zowel landschappelijk als cultuurhistorisch waardevol, met stolpen, molens, herenboerderijen en landgoederen. Door de heldere totaalopzet heeft de polder een duidelijk eigen, samenhangend beeld.

De Zijpepolder ‘verkleurt’ van west naar oost: dichtbij de kust is de bodem meer zandig en vindt bollenteelt plaats, afgewisseld met recreatieve voorzieningen. Aan de oostzijde, in de richting van de Westfriese Omringdijk ligt de polder iets lager, met een overgang naar veen- en zeekleigebieden. Dit deel is in gebruik als grasland en akkerland. De verkaveling staat haaks op de lange linten van de polder, vaak met een sloot (egalementsloten) achter op de kavels. In de polder liggen enkele eendenkooien.

Het voormalige eiland Callantsoog ligt aan de noordzijde. Achter het dorp ligt het bijbehorende kleinschalige aandijkingenlandschap. Het eiland heeft nu vooral een recreatie- en natuurfunctie. Het heeft een relatief kleinschalig karakter: woon- en recreatiebebouwing afgewisseld met beplanting. De contouren van het voormalige eiland zijn nog deels herkenbaar.

Openheid en ruimtebeleving

Het aandijkingenlandschap van de Zijpepolder, direct achter de duinen, is een grotendeels open landschap met alleen beplanting rond de recreatievoorzieningen, rondom de erven en langs een deel van de linten. Door de ligging dichtbij de kust is de erfbeplanting bovendien vaak bescheiden van omvang. Hoe verder van de kust hoe omvangrijker de erfbeplanting. Doordat vrijwel alle bebouwing, buiten de kust- en kruisdorpen, aan de lange polderlinten is gesitueerd, biedt de lengterichting van de polder lange zichtlijnen. Ook de overgebleven molens staan langs de polderlijnen, verspreid door de polder.

De duinen, de Zijper(zee)dijk, de Slikkerdijk, de Westfriese Omringdijk en de Oude Schoorlse Zeedijk begrenzen de openheid aan de randen van de polder en zijn belangrijk in de beleving van het gebied. Het zicht op de hoge duinenrij zorgt voor een heldere oriëntatie binnen (en buiten) het gebied. Vanaf de duintoppen is er zicht over de polder en de Noordzee.

De N248, N249, het Noordhollandsch Kanaal en kanaal Stolpen-Schagen zijn grotendeels onbeplant, wat past in dit open aandijkingenlandschap. De stolpen met hun erfbeplanting, (wind)molens en kerktorens zijn daardoor bakens in het landschap.

Ruimtelijke dragers

De randen van de polder hebben ruimtelijk een uitgesproken karakter en vormen door hun hoogte belangrijke ruimtelijke dragers. Zo is de hoge duinenrij door de scherpe grens een duidelijk ruimtelijke structuur aan de westzijde. Aan de oostzijde is de Westfriese Omringdijk heel markant aanwezig met een steil, hoog en slingerend profiel.

De ruimtelijke dragers binnen de aandijking Zijpepolder zijn de lange polderlinten die grofweg evenwijdig aan de kust lopen. Langs deze lange lijnen staat vrijstaande bebouwing, waartussen doorzichten zijn naar het achterliggende landschap. Elk lang polderlint heeft een eigen sfeer. Zo bepaalt bij de Grote Sloot de brede vaart met aan beide zijden een weg in belangrijke mate het beeld. Langs de weg liggen veel stolpen en beplante, groene erven met hier en daar een sloot rond het erf (watercarré). Langs de Ruigeweg zorgen de bomen en haagbeplanting langs de weg voor het kenmerkende groene beeld. De Belkmerweg is juist heel open, met sloten aan beide zijden van de weg. De bebouwing, waaronder stolpen en agrarische bedrijfsbebouwing, staat hier op afstand van elkaar aan het lint. De Westerduinweg ligt op de messcherpe overgang van duin en aandijking. Op kruisingen met de oost-westwegen liggen de reeksen kruisdorpen. De dwarswegen zijn, buiten de kernen, meestal onbebouwd.

Langs de Grote Sloot, de Belkmerweg vormen de vele stolpen samen stolpenreeksen. Dit geldt ook voor de losstaande stolpen aan de Westfriese Omringdijk (zie structuur Stolpenstructuren).

Het Noordhollandsch Kanaal met vlotbruggen en de N9 volgen deels de richting van de polder. Het Noordhollandsch Kanaal vormt, ondanks de geringe hoogteverschillen wel een heel herkenbare ruimtelijke structuur in het gebied. Daar waar de infrastructuur wordt aangepast, komen de structuren soms los van elkaar te liggen. Vooral bij de ongelijkvloerse kruising (N9-N248-N249) is het lastig voor de automobilist zich te oriënteren. Hier vormt het Noordhollandsch Kanaal nog het meest duidelijke oriëntatiepunt/drager in de complexe verkeerskundige situatie. Verder staan langs een klein deel van het Noordhollandsch Kanaal/N9 windsingels en windmolens die deze ruimtelijke drager versterken.

Langs de kust zijn resten van de Atlantikwall terug te vinden. Deze werd in de oorlog gebouwd door de Duitse bezetter en bestond uit betonnen verdedigingswerken, zoals bunkers en tankgrachten.

Dynamiek

Wat betreft het gebruik ligt het accent nu op kusttoerisme en recreatie, natuur, bollenteelt, gras/weideland en technologie (ECN). Het gebied heeft recent een nieuwe impuls gekregen door de aanleg van de Hondsbossche duinen, de kustversterking waarbij de kustlijn 300 meter in westelijke richting is opgeschoven en duinen en strand zijn toegevoegd. Hierdoor zijn nieuwe kansen ontstaan voor toerisme, recreatie en natuurontwikkeling.

In het overgangsgebied tussen kust en achterland is het evenwicht belangrijk tussen de toeristisch-recreatieve betekenis van de kust, de economische functies (onder andere landbouw) en de natuurwaarden (het Zwanenwater). De gemeente en ondernemers in het gebied streven naar recreatief medegebruik van het bollengebied. In de polder vindt schaalvergroting en verbreding van de agrarische sector plaats, recreatievoorzieningen worden gerealiseerd en er komen steeds meer burgers te wonen in voormalige agrarische bebouwing.

Gemeente Schagen heeft in de Reisgids voor ruimtelijke kwaliteit haar welstandsbeleid vastgelegd. De gids legt de werkwijze vast om te komen tot plannen die passen in de omgeving en geeft daarbij de belangrijkste kenmerken aan van de verschillende gebieden. Hierin wordt verwezen naar de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie .

Delen van dit ensemble zijn beleidsmatig beschermd en vallen onder de volgende regimes: weidevogelleefgebied, Nationaal Natuurnetwerk (NNN) en aardkundige monument. Daarnaast zijn er beschermingsregimes zoals ecologische verbindingszones en archeologisch en/of aardkundig waardevolle gebieden en stiltegebied. Deze leggen, zeker in de zone langs de kust, beperkingen op aan eventuele ruimtelijke ontwikkelingen.

Zijpe- en Hazepolder

Ambities en Ontwikkelprincipes

De algemene ambitie is om ruimtelijke ontwikkelingen:

  • bij te laten dragen aan het zichtbaar en herkenbaar houden van de landschappelijke karakteristiek
  • bij te laten dragen aan het versterken van (de beleving van) openheid en
  • helder te positioneren ten opzichte van de ruimtelijke dragers.

Onderstaande ambities en de bijbehorende ontwikkelprincipes zijn vertrekpunt bij het streven naar ruimtelijke kwaliteit.

De ambities en ontwikkelprincipes zijn onder andere gebaseerd op het Regionaal Ambitiedocument Kop van Noord-Holland (gemeenten Den Helder, Hollands Kroon, Schagen en Texel,  december 2015).

1. De grens tussen aandijkingenlandschap en de omgeving is en blijft scherp

De grens tussen het vlakke en open aandijkingenlandschap enerzijds en de reliëfrijke, smalle kuststrook anderzijds is een belangrijke karakteristiek. Ditzelfde geldt voor de grens tussen het aandijkingenlandschap en de Westfriese Omringdijk.

De ruimtelijke kwaliteit is gebaat bij:

  • het herkenbaar houden van de scherpe grens tussen duin en polder.
    > Houd het zicht vanaf de N9 op de duinenrij en de (harde) zeeweringen. Zie de dramatische ontmoeting van polder naar duin/zeewering als een belangrijke landschappelijke waarde. Situeer ruimtelijke ontwikkelingen bij voorkeur haaks op weringen en de duinen, met ruimte tussen bebouwing.
    > Vergroot waar mogelijk de betekenis van de N502, op de overgang van duinen en aandijking, als luwe, recreatieve kustweg. De weg kan zo op een eigen wijze de ruggengraat, de ‘Herenweg’, van dit deel van de Noordzeekust worden (kans).


  • het versterken van de herkenbaarheid van voormalig eiland Callantsoog en het contrast met het vlakke polderland rondom.
    > Versterk de fijnmazige structuur en natuurlijke begroeiing op Callantsoog. Hier ligt de nadruk op de recreatieve beleving en natuurontwikkeling.
    > Vergroot de herkenbaarheid van de contour van het voormalig eiland (kans).
  • het benadrukken van het autonome karakter van de Westfriese Omringdijk.
    > Houd de zone direct langs de dijk vrij van bebouwing, respecteer binnen de ‘kwaliteitszone’ van de Westfriese Omringdijk de openheid van het landschap en houd binnen een ruimere zone (de ‘panoramazone’) rekening met de visueel-ruimtelijke relaties vanaf de dijk (zie structuur Westfriese Omringdijk).
    > Zorg dat de Westfriese Omringdijk steeds vanuit de polder als rand en als autonoom landschappelijk element beleefbaar blijft.

2. Het eigen karakter van de lange polderlinten in de Zijpepolder wordt gekoesterd en versterkt

De lange polderlinten evenwijdig aan de kust hebben elk een eigen karakter. Dit beeld wordt bepaald door het wegprofiel, eventuele waterelementen, de beplantingstructuur en de wijze waarop de erven en bebouwing op het lint aansluiten.

De ruimtelijke kwaliteit is gebaat bij:

  • het behouden van het open karakter van de polder.
    > Behoud de openheid tussen de lange polderlinten. Concentreer bebouwing aan de noord-zuidlinten, met doorzichten naar het achterliggend polderlandschap.
  • het versterken van het uitgesproken en onderscheidende karakter van elk van de lange noord-zuid-linten (evenwijdig aan de kust).
    > Behoud (en herstel waar mogelijk) de karakteristieke bebouwing en beplanting aan de lange linten, zoals stolpen, herenboerderijen, buitenplaatsen en watercarrés (omgrachtingen van de grote boerderijerven). De erven met hun kenmerkende beplanting zijn hierbij van grote betekenis. Zorg voor een zorgvuldige zonering (plaats nieuwbouw achter de hoofdbebouwing), richting en silhouet/karakteristiek van de verschillende bijgebouwen, loodsen en schuren op de erven. Gebruik bij voorkeur de diepte en niet de breedte van het kavel.
    > Pas recreatieterreinen en ontwikkelingen rond dorpen zodanig in, dat deze aansluiten bij de landschappelijke kenmerken en lokale differentiatie. Het accent op kwaliteit kan de leefbaarheid en de recreatieve betekenis vergroten.
    > Pas ruimtelijke ontwikkelingen in de Zijpepolder op zo’n manier in, dat deze aansluiten bij het hieronder beschreven specifieke karakter van elk lang lint.

Grote Sloot: Het kenmerkende beeld met de vaart, met smalle wegen aan weerszijden, als de belangrijkste drager is uitgangspunt. Handhaaf het beeld van erven met singels en/of erfbeplanting, die groene toeven in het landschap vormen. Langs de Grote Sloot spelen de (historische) stolpen een belangrijke rol in het beeld.

Ruigeweg: Pas ruimtelijke ontwikkelingen zo in dat ze bijdragen aan het groene lintprofiel. Hierbij zijn de bomen en onderbeplanting langs de weg beeldbepalend en hebben de erven een groen karakter of een groene omlijsting.

Noordhollandsch Kanaal: Het kanaal is een belangrijk(e) oriëntatiepunt (lijn) in dit gebied, zeker daar waar de N9 met kruisingen ongelijkvloers zijn ingepast. Het rechtlijnige karakter, het brede profiel, de historische loop van het kanaal en de kenmerkende vlotbruggen zijn uitgangspunt bij verdere ruimtelijke ontwikkeling. Zorg dat het kanaal grotendeels onbeplant blijft en dat deze structuur steeds werkt als belangrijk oriëntatiepunt (lijn). Versterk de relatie tussen het kanaal, de N9 en bijbehorende plekken en objecten. Plaats eventuele hogere beplanting zodanig dat hij meegaat met de richting van het kanaal (zie structuur Noordhollandsch Kanaal).

Belkmerweg: Pas ruimtelijke ontwikkelingen zo in, dat het open en transparante karakter van het lint overeind blijft en de sloten aan weerszijde van de weg behouden blijven of hersteld worden. Er staan veel stolpen aan het lint. De erven hebben losse bomen of een groene omkadering. De weg heeft geen begeleidende beplanting, op enkele plekken voert de weg langs een groene oase zoals bij Wildrijk.

Westerduinweg (N502): Versterk de scherpe overgang tussen polder en duinen, waar duinvegetatie en graslandvegetatie bij elkaar komen. Pas ruimtelijke ontwikkelingen zo in, dat deze de heldere overgang respecteren en bij voorkeur bijdragen aan het recreatieve kustwegkarakter van de N502.

3. De dwarswegen verbinden ‘duin’ en ‘dijk’

De dwarswegen haaks op de kust vormen de verbinding tussen ‘duin’ (Noordzeekust) en ‘dijk’ (het oude land binnen de Westfriese Omringdijk). Daarnaast schakelen ze de reeksen dorpen, die steeds op de kruisingen met de lange linten liggen, aan elkaar. De reeks Sint Maartenszee, Sint Maartensvlotbrug, Sint Maartensbrug en Sint Maarten is daar een mooi voorbeeld van.

De ruimtelijke kwaliteit kan worden vergroot door:

  • de betekenis van de dwarswegen als verbinding tussen de kust en het oude land te versterken.
    > Behoud vanaf de dwarswegen het open zicht op de open ruimte tussen de lange linten. Concentreer bebouwing in de kruisdorpen of aan de lange noord-zuidlinten.
    > Versterk de dwarswegen als (recreatieve) routes tussen de Westfriese Omringdijk (oude zeekleigebied) en de duinen/Noordzeekust (kans).
    > In geval van nieuwbouw aan de kruisingen van de dwarswegen en de linten is een architectonisch accent op zijn plaats (kans).

 

4. Overige ontwikkelprincipes

De ruimtelijke kwaliteit is gebaat bij:

  • het behouden en het zichtbaar/beleefbaar blijven van de huidige verkavelingsstructuur (inclusief sloten) bij (semi-)tijdelijke functies en opstellingen in het landschap, zoals voor zonne-energie. Zorg voor een ruime landschappelijke begrenzing van het terrein, die aansluit op het bestaande omringende landschap; vermijd hoge hekken in het landschap. Streef ernaar dat de opstelling kwaliteit toevoegt aan het bestaande landschap (zie in de Voorbeeldenbank de Kwaliteitsimpuls Zonneparken voor inspiratie).

 

Scroll down Back to top